Onstoffelijk

Zo rond mijn veertiende logeerde ik wel eens bij tante Frans. Tante Frans woonde in Vlaardingen met oom Joop en een heel stel neefjes en nichtjes. Zij was mijn peettante. Hierbij moet u niet direct aan maffia-praktijken denken. De peetoom en -tante werden geacht een bijzondere aandacht te besteden aan de katholieke opvoeding van het petekind.

Continue reading

Drummin’ Man

Er waren vier vrienden en ze wilden een band beginnen. Een jongen had al een jaar gitaarles, de tweede drie maanden, de derde een maand en de vierde helemaal niets. De eerste werd sologitarist, de tweede slaggitarist, de derde basgitarist en de vierde ging drummen. Op foto’s van popgroepjes uit de jaren zestig kon je de drummer er altijd direct uithalen, want die zag er het domste uit. Het schijnt dat C. Watts wel eens een boek gelezen heeft, maar van R. Starr is daarvan niets bekend.

Continue reading

Kinderen

Ik heb het nooit zo leuk gevonden om kind te zijn. Het kindschap heeft een aantal duidelijke nadelen: anderen zijn jou de baas, je hersens zijn beperkt en je leeftijdgenoten deugen niet. Als het kindschap zo leuk was, zouden kinderen niet zo vaak huilen. Je moet allerlei dingen doen en leren, waar je het nut niet van inziet. Alle volwassenen die je tegenkomt, zijn beter dan jij in vrijwel alles. Het kindschap is een frustrerend tijdperk.

Continue reading

Catalogi

Mijn vader was geabonneerd op de ‘Doe het Zelf (in huis en tuin)’. In de jaren vijftig waren de mensen arm en Ikea bestond nog niet, dus waren twee handige handen een zegen voor een huishouden. Het gaat hier uiteraard over de handige handen van vader, want moeder hoorde handig met naald en draad te zijn en bovendien een keukenfee die van een paar ons half-om-half gehakt, een kilo aardappelen en een ui een fantastische ovenschotel voor vier personen wist te toveren. Moeders hadden hun eigen bladen om deze vaardigheden te ontwikkelen.

Continue reading