Alexander Chipotle had nogal een vreemde dag. Het opstaan was geen probleem: thee was goed, de boterhammen juist geroosterd en het beleg was adequaat. Daar lag het dus niet aan. Hij dacht een kwartier na en toen wist hij dat hij onrust had. Hij had weleens gelezen dat dit een normaal verschijnsel is bij normale mensen, maar hij was hier niet in geoefend. Hij liep elke dag zijn rondje in de vervallen wijk waar hij woonde, maar hij had nooit de indruk dat er in zijn buurt onrust heerste. Het lag dus aan hem. Hij wist zeker dat hij de deur uit moest. En meestal deed hij alsof hij een hond had. Dan heb je daar een smoes voor. Om de deur uit te lopen. De dommigheid van een hond is goed voor een niet al te intelligent mens, dacht hij in een onbewaakt moment.
Alexander Chipotle wilde zijn gedachten goed bewaken. Soms had hij een emotie en daar had hij moeite mee. Zo’n emotie is je dan de baas en dan kan het vaak mislopen. Hij had zijn vriend de brugwachter en hij sprak ook wel eens met het meisje achter de kassa bij de Penny. Ze hadden samen geschaterd over de reclame van de Nefertitizeep en toen hij thuis kwam wilde hij niet geloven dat hij geschaterd had. Alexander was geen gelovig man.
Deze dag was er dus onrust. En Alexander Chipotle dacht dat het goed zou zijn schreden te verleggen. Elke keer dat hij in de richting liep van zijn twee vriendelijke mensen, wandelde hij juist de andere kant op. Zo kom je nog eens ergens. En ondertussen dacht hij dat hij eigenlijk liever trombonist had willen worden in plaats van dichter. Hij wist ook wel dat hem dat niet meer zou lukken, maar het nam wel een aantal minuten in beslag. Zo’n trombone heeft een mond en een arm nodig en een houding. Alexander vond dat van alle blazers de trombone de mooiste houding opleverde. Dat was een mooie gedachte. Dat leverde nog meer minuten op.
Hij kwam bij de straat waar nogal veel mensen hun waren wilden slijten. Normaal vermeed hij die straat, omdat die mensen opdringerig waren, maar dan moet je maar niet negatief lopen, meende hij. Hij trok zijn pet wat dieper over zijn hoofd en probeerde te kijken alsof hij er toevallig was. Dat was waar, maar daar wisten die mensen niet. Er waren personen die hem een antikankersteenarmband wilden aansmeren, maar gelukkig had hij daar artkelen over gelezen. Er waren veel mensen die wilden healen, als hij dat tenminste goed verstond.
Hij kwam op het eind van de straat. Omdat hij de richting kwijt was, ging hij langzamer lopen. Er waren nog wat armoedzaaiers zonder kraam, maar met een kleedje. Alexander Chipotle was ten einde raad voor dat moment van de dag en daarom ging hij kijken naar een uitstalling van zeer oude foto’s. Het woord sepia kwam bij hem langs.
Opeens zag hij een foto die hij kende. Het leek nogal veel op een herinnering. Het fotoboek van opa. Uit het album, dat zijn grootouders hem zo vaak hadden laten zien. Dit is oom Joop en dit is tante Aaltje. Neef Willem, oudoom Gerrit, achternicht Trui. Alexander Chipotle pakte de foto op. Het verwarde hem.
Toen pas zag hij de verkoper.
Ze hadden bij Alexander in het gezin nooit een warme band gehad, maar hij moest toegeven dat het zeer waarschijnlijk was dat hij nu naar zijn oudste broer keek.
Zijn broer kon er natuurlijk niks aan doen en Alexander Chipotle beaamde dat volmondig toen ze in een veel te duur etablissement zaten, maar gelukkig had Alexander eens een leuk stukje over de zaak geschreven toen hij nog journalist was. Dat kan soms een eeuwigdurende korting opleveren. Ze kregen het laatste drankje gratis.
Het werd een zakelijk gesprek. Alexander hield niet van zijn broer en dat was geheel wederzijds. Er waren dingen gebeurd. Maar omdat ze dezelfde moeder hadden en wellicht ook dezelfde vader wilde Alexander zijn broer ter wille zijn. Ze liepen naar de automaat van de bank voor een paar honderd euro.
Alexander bedacht zich: voor duizend euro koop ik al jouw foto’s, zei hij tegen zijn broer. Die glimlachte.
Alexander Chipotle nam maar een taxi, want hij te veel tegen de richting in gelopen. Maar de onrust was over.
No comment yet, add your voice below!