Ik schrijf dit in het huis van Laurine. Dat is natuurlijk heel lang ook mijn huis geweest, maar de iure woonde en woon ik boven op mijn eigen verdieping, waar ik ook de Missive maakte. Daar was het kantoor. Daar kon ik rotzooi maken en dat deed ik ook. Ik heb de theorie dat iemand die opgeruimd is in zijn hoofd, bestand is tegen uiterlijke chaos. En andersom natuurlijk, maar ik vrees dat ik dit niet verder kan adstrueren. Deze verdieping, de verdieping van Laurine, is natuurlijk ook chaos, maar wel vreselijk geordend. Alle muren hangen vol met foto’s, kunstwerken, AH-speeltjes, kledingstukken en planten. Overal liggen stapels boeken en tijdschriften. Zelfs de wc hangt vol met plastic bloemen en overal staan katholieke kitschkaarsen. Overal in het huis staan en hangen gekke dingetjes. Een geordende uitdragerij. Ikzelf ben meer het malle Pietje-type. Bij mij liggen overal stapels papier, al of niet bedrukt, op de plek waar ze toevallig terecht gekomen zijn. Overal gereedschappen, op de plek waar ik ze voor het laatst gebruikt heb. Laurine werd gek van zo’n omgeving.
Ik heb een laptop in het huis van Laurine neergezet en daar tik ik dit. Ik woon hier nog even en dan verhuis ik naar boven. Maar dit moet ik hier schrijven en ik kijk naar de resten van haar leven. Het moge duidelijk zijn dat enige melancholie mij bevangt. Ik mocht wel meedenken over de inrichting, zeker als het ging om het handig gebruik maken van de ruimte, maar Laurine was degene die alles vulde met dingen en dingetjes. Ik voelde me pas echt bij haar wonen, toen ik mijn eigen naslagwerken naast mijn stoel kon zetten. Dit was nog in het pre-internettijdperk, tenminste voor ons. Ik ben onthand als ik niet iets kan nakijken. Waar ligt Zuid-Ossetië bijvoorbeeld en wat is de geschiedenis van de trompet.
Laurine was een versierder, een mooimaker. Ze hield ook erg van planten en bloemen, zeker van de tamme varianten. Ik heb geleerd die te verzorgen, want daar was ze zelf niet zo goed meer in de laatste tijd, maar het is tegennatuurlijk voor mij. Behalve mensen horen levende dingen niet in huis, maar buiten en dat noemen we dan natuur. Ik ben dol op natuur. Als ik er maar niet voor hoef te zorgen.
Ik heb nu een kat. Zolang als ik op mijzelf woon, heb ik nog nooit een huisdier gehad. Onze Popper, genoemd naar de filosoof, is door Laurine aangeschaft toen de vorige poes dood was gegaan. Die heette origineel Hepie, maar dat kon ik niet uit mijn bek krijgen, dus werd het gewoon Poes. Laurine en ik naar het asiel. Ze hadden niet veel jong spul, maar er liep een jonge kater rond die de andere oudere katten een beetje liep te pesten. Hij liet zich oppakken door Laurine, want de bedoeling was dat hij zou worden aangenomen als schootkat van Laurine. In het begin deed hij dat nog wel, maar op gegeven moment besloot hij dat ik zijn moeder was. Een paar keer per dag moet hij in mijn armen liggen. Bij Laurine deed hij dat niet meer, wat haar zeer verdroot. De vegetatie doe ik de deur uit, maar Popper blijft. En ik wil het niemand aandoen om een kat te nemen die je ’s nachts ineens op je kop timmert, omdat hij wil eten of spelen. Of je uit liefde ineens keihard in je nek bijt.
Ik moet dit huis gaan leegruimen, hetgeen een vreemde bezigheid is. Het lijkt dat je de sporen van iemand gaat uitwissen. Ik doe niets met haar persoonlijke herinneringen voor mijn tijd. Ik heb niks met haar knuffels en Barbies uit haar jeugd. Haar kleren kan ik niet aan en haar vriendinnen mogen daarvan de mooiste stukken uitzoeken. Haar sieraden mogen ze ook hebben, behalve die ik voor haar heb gemaakt. Het verleden van iemand voordat je iemand kende is vreemd als het niet door de persoon zelf aan je verteld is. Dat is ook het mooie van nieuwe vrienden en relaties. Je kunt van jezelf een nieuw persoon creëren door een selectie te maken van je verleden. Wat vertel je en wat vertel je niet? Dat is geen bewust proces, maar in elke relatie pas je je aan de ander aan. In feite selecteert de ander ook jouw verleden zonder het te weten, alleen door de persoon te zijn die hij of zij is. Een nieuwe relatie verandert je. Er schijnen ook mensen te zijn die niet veranderen, maar die zouden eigenlijk geen relaties moeten hebben. Helaas kan dat niet bij wet geregeld worden.
Ik schrijf nu dit in een huis dat eigenlijk niet meer van mij is. Laurine is er niet meer en toch is ze er nog. We zijn niet alleen ons lichaam of meer onze hersens, maar we bestaan ook in onze parafernalia. Eigenlijk ben ik door het verplichte opruimen Laurine een beetje meer dood aan het maken. Zelfs de fysieke resten van de kunst van het Tukker & Everwijn Instituut ga ik wegdoen. Wat we houden is de registratie. Dit computertijdperk heeft veel nadelen, maar het voordeel is dat de opslag van herinneringen onbeperkt is. Alles dat het Instituut geproduceerd heeft, zit in de cloud. Van de fysieke uitingen zijn foto’s, films en geluidsopnamen. Allemaal op de harde schijf en in de cloud. In die zin blijft Laurine tot in eeuwigheid bestaan.
Er is een film uit 1990 van Otakar Votocek: Wings of Fame, dat gaat over een soort hiernamaals waar de overledenen een betere huisvesting in een groot hotel hebben naarmate er nog aan ze wordt gedacht. Hoe minder de doden nog in het hoofd van de levenden zitten, hoe minder wordt hun huisvesting. Als er niemand meer aan ze denkt, worden ze door een soort Charon naar de vergetelheid gebracht. Een aparte film door het thema, overigens een Nederlandse productie met Herman Koch als een van de schrijvers. Ik heb het idee dat Laurine nog heel lang een luxe leven zal leiden in het hiernamaals.
Want Laurine was een fenomeen. Allereerst haar uiterlijk. Er schijnen iets van 35 dwergvormen te zijn en dan was er ook nog mevrouw Tukker. Ze zijn bij Klinische Genetica anderhalf jaar bezig geweest om haar genen te ontrafelen en er was een vermoeden dat er ergens op een gen een specifieke mutatie zou liggen. Niets gevonden. We besloten het dus maar het syndroom van Tukker te noemen.
Wat je vaak ziet bij mensen met een afwijkend uiterlijk is dat ze zich onopvallend kleden. Ik zag Laurine voor het eerst, toen ze bij galerie de Brieder, waar ik toen aan verbonden was, een kaartje kwam kopen voor een kunstmanifestatie in de Rai. De Brieder deed daar aan mee. Er kwam bij ons een kleine wandelende kerstboom binnen. Grote roze bril en voor de rest een caleidoscoop aan kleuren. Die liep zeer met zichzelf te koop. Ik was direct van haar gecharmeerd. Later vertelde ze me dat ze me toen een arrogante zak vond en misschien had ze daar wel een beetje gelijk in.
Ik zal u de smerige details besparen, maar op gegeven moment werden we minnaars. En ik kwam in aanraking met haar kunst. Vrouwen zijn altijd door mannen afgebeeld, maar in de jaren tachtig ging een aantal vrouwen zichzelf afbeelden. Cindy Sherman is een bekend voorbeeld. Dat hadden die vrouwen niet met elkaar afgesproken, ze kenden elkaar niet eens, maar zoiets hing dus in de lucht. Laurine was een van hen. Ze had toen een prachtig atelier aan de Van Waerschutstraat in de Provenierswijk. Twee klaslokalen voor vijftig gulden in de maand, inclusief verwarming. Als je dat nu tegen een kunstenaar vertelt, gaat hij kwijlen. Laurine kon wel iemand gebruiken om het zwaardere werk te doen en ik was de aangewezen persoon. Spier op Maat noemde ik dat, naar analogie van Vervoer op Maat, een dienst voor het vervoeren van bejaarden en gehandicapten. Voor mij was het een feest: een geweldige ruimte met overal deuren op schragen, zodat je al het materiaal kon zien. We waren arm, maar we gingen naar Scrap, die voor een habbekrats materialen verkochten die fabrieken niet meer nodig hadden. Op straat lag toen ook altijd veel. We vonden bijvoorbeeld een dik stuk schuimplastic, dat ik met veel moeite naar boven sleepte, waar het dienst ging doen als matras voor Laurine als ze moe was. Ook toen was haar lichamelijke batterij niet optimaal. Laurine is nooit een Duracellkonijn geweest, zoals ze het zelf zei. We konden allebei tekenen noch schilderen, maar we konden fotograferen en hadden allebei een uitgebreide materialenkennis. Laurine had de lerarenopleiding voor handenarbeid gedaan en daar heb je meer aan dan aan de kunstacademie, vonden we. Ikzelf heb me een tijdje esthetisch knutselaar genoemd. Mijn technieken vulden de hare aan.
Ik maakte een dia van Laurine die we op de muur projecteerden, zodanig dat het precies levensgroot was. Dat trokken we dan als silhouet over op papier en dat gebruikten we dan weer als mal om het in allerlei materialen uit te voeren. Daarop plakten we een foto van haar hoofd. We maakten van latex een mal van haar tepels, waar we giethars ingoten. Die bevestigden we dan op de juiste plek. Van allerlei materialen suggereerden we een soort schaamhaar. We zeiden toen dat we zeer gemengde technieken gebruikten, die ook zeer gemengde problemen opleverden. We gebruikten teerpapier, latex, schuursponsjes, fotokopieën, kunstgras, polyester, giethars, blik, Iers mos, hout en acryl. We werden meesters in het oneigenlijk gebruik van materialen. We experimenteerden en leerden. We waren ook verliefd en maakten rare geile foto’s van onszelf in bobbeltjesplastickostuums die Laurine had genaaid. De combinatie van verliefdheid en creativiteit kan ik ten zeerste aanbevelen.
We vonden eigen technieken uit met papier-maché. Laurine had een dodenmasker laten maken en die gebruikten we als mal voor vele afdrukken van haar gezicht. We gebruikten natte vellen papier-maché die we in de mal legden. Na droging hadden we weer een masker. We kregen toen het idee voor een geweldige foto. Laurine stond voorop in zwart nauwsluitend kostuum en achter haar stonden naakte mensen die een masker van haar voor hun gezicht hielden. We hadden een damesversie, een herenversie en een gemengde versie. De eerste is het geworden. Dit was ons eerste grote project, want zo’n fotoshoot vereist veel organisatie. We hadden mijn vriend Raoul ingehuurd als fotograaf, die met drie camera’s werkte. Zwartwit, kleur en dia. U begrijpt dat we hier in het pre-digitale tijdperk zitten. Er was een kleedruimte, er waren badjassen en er was eten en drinken. Waarschijnlijk zou je zo’n project tegenwoordig photoshoppen. Gemakkelijker, maar minder leuk. Bij het project merkten we op dat vrouwen schaamtelozer zijn dan mannen, maar dat geheel terzijde.
Ik gebruik hier steeds het woord ‘we’, maar het waren toen háár kunstwerken. Ik dacht mee en was haar sparringpartner bij het ontwikkelen van ideeën, maar zij was de echte beeldend kunstenaar. Ik zeg altijd dat ik heel aardig een beeldend kunstenaar kan imiteren, maar ik ben het niet. Ik mis de gedrevenheid. Laurine had die ten zeerste. Voor haar was beeldend scheppen een noodzaak.
Op gegeven moment moesten we de Van Waerschutstraat verlaten, maar we kregen een huisje in de Schipperstraat aangeboden door een woningbouwvereniging. Naderhand kregen we er nog twee bij. Allemaal om niet, want in feite waren we anti-kraakwacht. Wij toverden het huisje om tot totaalkunstwerk. Vrijwel alles was zelf ontworpen en gemaakt tot aan de deurknoppen en de lichtknopjes toe. Het thema was Ware Grootte en die ware grootte was Laurine. Er hingen afgietsels in latex van lichaamsdelen van haar en de al eerder gemaakte portretten. We hadden een lamp met afgietsels in kunsthars van haar voeten. Raoul had een foto van ons gemaakt, terwijl wij naakt in elkaars armen lagen, de edele delen door onze houding afgedekt. Die foto knipte ik op de computer in stukjes. Die drukten we af op A4 en plakten ze aan elkaar. Ik timmerde er een bed omheen. Van de voornoemde maskers maakten we een bloementuintje. Laurinehoofden op steeltjes.
Ik begon steeds meer haar kunst binnen te dringen. Niets is zo inspirerend als iemand die obsessief bezig is. Dan heb ik een concentratiepunt. Laurine was de zon en ik een planeet. Met name de taalplaneet. Tekst deed zijn intrede. We hadden bijvoorbeeld een deur beplakt met weggooiwashandjes waarin vreemde passages zaten. En we hielden salons. We nodigden mensen uit op zondagmiddag, waarbij ze een rondleiding kregen door ons kunstmatig huisje en daarna een Gesprek. Dat gesprek werd bevorderd door spijs en drank. Nu ben ik van huis uit een beroepsouwehoer en ik probeerde mensen zover te krijgen dat ze een debat aangingen. Ik geloof zelfs dat we het een discours noemden. Ik kom nog uit de tijd dat je eerder een Franse dan een Engelse uitdrukking gebruikte om iets een zeker cachet te geven.
We leefden in twee huizen. Onze eigen woning en onze kunstwoning. Al ons vrij te besteden geld ging in het tweede huis zitten. Vijfenzeventig gulden per maand per persoon, hebben we eens uitgerekend. Een vriend van ons, de helaas overleden Herman Baljet, had een klein erfenisje gekregen en dat wilde hij graag aan kunst besteden. Wij kregen als voorschot duizend gulden en naderhand zou hij uitzoeken wat hij van ons wilde kopen. Hij heeft nooit iets van ons gekocht.
En er was nog een ontwikkeling: getipt door een insider meldde ik me aan als OK’er. Dat is iemand met een onbenutte kwaliteit. The story of my life. Ik kreeg vijftig gulden per maand extra als ik als vrijwilliger het werk deed wat ik al deed. Bovendien hoefde ik dan niet te solliciteren. Maar de regeling kon alleen als ik in dienst was van een rechtspersoon. Dus kregen wij een stichting cadeau. Inmiddels waren wij ook een Instituut geworden, omdat ik het stadium voorbij was dat ik alleen het hulpje van Laurine was. We werden officieel kunstpartners. En het Instituut kreeg ook exploitatiekosten vergoed. We leefden in de zevende kunsthemel.
Dit alles beïnvloedde onze relatie danig: we waren niet alleen minnaars, maar ook kunstgenoten. De relatie werd steeds symbiotischer. We maakten al onze dubbelzelfportretten, maar ook films waar we zelf de hoofdrol in speelden. We maakten zelfs twee dansfilms, wat met onze lijven niet erg voor de hand lag. We praatten urenlang over mogelijke projecten, waarbij we steeds conceptueler werden, maar zeker ook esthetisch bleven. Het mag ook mooi zijn, zoals Eric Vloeimans zegt.
We kregen een opdracht om in een voormalige directeurswoning in Zeist een project naar eigen smaak uit te voeren. Laurine lag toen in het ziekenhuis en ik maakte een film van de ruimte. In het ziekenhuis mochten we zusterstelevisie lenen en ik kon de film aan haar laten zien. Zo konden we samen beslissen wat we gingen doen. Er moest altijd consensus zijn. Het werd een prachtige tentoonstelling.
Maar dat ziekenhuis speelde een steeds grotere rol in het leven van Laurine. De foutjes in haar lichaam die eerst konden weggepoetst met kleine operaties en medicijnen, werden systeemfouten. Laurine lag vaak op de KNO-afdeling en daar was een slimme zaalarts, Mick Metselaar, die dacht dat het allemaal ingewikkelder was dan eerst werd gedacht. Via hem kwam Laurine onder de hoede van Paul van Daele, een immunoloog waar in het EMC met respect over wordt gesproken. We waren een keer op controlebezoek bij hem en hij had een stoet van discipelen bij zich. Laurine vond het goed om als studieobject te dienen. Het eerste dat Paul tegen zijn studenten zei dat hij heel weinig van mevrouw Tukker afwist. Dat zei meer over de ingewikkeldheid van Laurines constellatie dan over zijn intellect.
Op gegeven moment kreeg Laurine sepsis, bloedvergiftiging dus. Laurine begon thuis weg te zakken en Raoul en ik hebben haar naar beneden gesleept en met zijn auto naar de Spoedeisende Hulp gebracht. Ze brachten haar gelijk naar de Intensive Care. Vier achtereenvolgende artsen kwamen mij vertellen dat de kans dat ze dit zou overleven zeer klein was. Ze heeft tien dagen in een kunstmatige coma gelegen en ze kreeg zuurstof via een gat in haar keel. Het uit coma komen was voor haar een zeer aangrijpende en ellendige ervaring. Het is wat anders dan een narcose dat binnen een paar uur is uitgewerkt. De onmogelijkheid om te communiceren, sowieso om de werkelijkheid als zodanig te zien, dat is zeer traumatiserend. Ze moesten haar vastbinden, omdat ze alle slangetjes eruit wilde trekken. Het heeft weken geduurd voordat ze weer de oude was, tenminste geestelijk. De sepsis was een klap die ze nooit helemaal te boven gekomen is. Ze moest toen 24 uur aan de zuurstof, een rolstoel was noodzakelijk geworden en haar nieren en longen hadden een behoorlijke tik gekregen. Haar batterijtje werd nog minder Duracell.
Maar toch gewoon doorgaan. Ondanks drie buikoperaties, een chemokuur, diverse longontstekingen en twee beenbreuken met bijpassend verblijf in verzorgingstehuizen toch doorgaan. Met zo’n karakter en een beter lijf kan je de Himalaya bedwingen, de Zuidpool bereiken en de tuinen van Versailles aanleggen.
We hebben nog diverse projecten gedaan (we hebben zelfs het Gemeentemuseum Den Haag gehaald) en we zijn op cruise geweest naar de Noordkaap. We hebben eruit gehaald wat erin zat. Maar haar gezondheid werd steeds slechter. Ze kreeg hartproblemen en het laatste jaar sliep ze vaak zestien uur per dag. De lange gesprekken die we vroeger hadden over onze kunst werden minder en minder frequent. Ze had er de energie niet meer voor. Maar voor de buitenwereld altijd proberen opgeruimd te blijven. Ze gaf regelmatig aan er geen zin meer in te hebben. Ze had geen eetlust meer. Toch zijn we nog een week naar Berlijn geweest. En ze heeft nog een dichtbundel gemaakt en ze heeft met een opgevoerde zwakke stem daaruit voorgedragen op ons lezersfeest. Haar laatste gedicht stond op de rouwkaart.
Ik ben niet verdrietig want hier heb ik al tien jaar op gewacht. Ze is verlost van dit al te zware bestaan. Er is wel een gigantische leegte. Wonderlijk leeg, zoals Annie Schmidt schreef. Ze was mijn muze, mijn opdrachtgever en mijn concentratiepunt. En ze was mijn zingeving in brede betekenis. Dit schrijven helpt een beetje.
Ik ben blij dat ik voor haar zulk een prachtige begrafenis heb kunnen maken met hulp van vrienden en prachtige muzikanten. De jongens van Artvark, haar favoriete groep, kwamen uit het gehele land om haar de laatste muzikale eer te bewijzen. En Baby Dee zong hartverscheurend mooi. Zo willen we allemaal wel begraven worden. En in haar geest heb ik het licht willen houden.
Laurine Tukker is niet meer. Er is een tijdperk afgesloten.
We hebben een grafmonument voor haar opgericht. Laurine op ware grootte. We hebben er een QR-code bij geplaatst, opdat mensen die kunnen scannen en dan filmpjes van Laurine kunnen zien.