Een alleenstaande man woont op de eerste verdieping van een oud huis op dezelfde trap als zijn bovenburen. Zij is een prachtige en lieve vrouw die door haar alcoholistische man regelmatig wordt geslagen. Het patroon van de buurman is aldus: eerst schreeuwen, dan slaan en dan onder het uiten van bedreigingen de trap af stampen en naar de kroeg. Haar huilen is nog lang hoorbaar. Op zekere avond begint het hoorspel weer. In een opwelling spant de benedenbuurman een touw op enkelhoogte op een van de bovenste treden van de onderste trap. Als de bovenbuurman scheldend en tierend naar de kroeg wil gaan, struikelt hij en valt de lange trap naar beneden. De benedenbuurman verwijdert snel het touw en gaat naar binnen. De volgende dag klopt de buurvrouw aan en vraagt of hij iets gehoord heeft. Hij ontkent. Ze vertelt hem dat haar man van de trap gevallen is en nu in het ziekenhuis ligt. Na een paar weken verhuist de buurvrouw. Ze vertelt dat haar man nooit meer zal kunnen lopen, dus ze moeten naar een benedenwoning. Er komt een aardige alleenstaande vrouw boven hem wonen. Ze vraagt hem te eten. Terwijl hij naar de bloemist loopt, komt hij zijn oude buren tegen. De vrouw duwt de rolstoel. Ze kijkt tevreden.
Buurman
Filed under: Fictie, VerhalenTagged with: verhalen
No comment yet, add your voice below!