Twee dialogen Leopold Hobbel
A: Zeg, weet jij nog van je gezond af?
B: Ja, wat zal ik zeggen, ik had vanmorgen de heebie-jeebies, tenminste dat dacht ik, maar het bleek toch een ordinaire rhinitis te zijn
A: Het heerst, zeggen ze.
B: Wie zijn ze?
A: De boze witte mannen zeggen dat het de schuld is van de niet-boze witte mannen.
B: Ja, geef mij maar weer de schuld.
A: Nu ben je toch een beetje boos.
B: Ik kan er toch ook niks aan doen dat ik een niet-boze witte man ben.
A: Heb je voor zodanig niet gekozen?
B: Nee, het komt door mijn opvoeding, nou goed?
A: Dat zou best wel eens kunnen. Ik heb je ouders nog gekend en die waren niet boos, behalve op jou soms.
B: Dat zou suggereren dat de boze witte mannen boze witte ouders hebben gehad.
A: En dan kunnen ze er niets aan doen? Ze hadden in therapie kunnen gaan.
B: En het dan weer op de maatschappij afwentelen? Ik had je wijzer gedacht.
A: Zo bedoel ik het niet.
B: Wat bedoel je dan?
A: Ik bedoel niks. Ik denk toch dat ik de heebie-jeebies heb.
B: Vanochtend heb ik een boek gekocht over de toestand in de wereld.
A: En?
B: Het schijnt dat het een hele toestand in de wereld is.
A: Daar heb ik wel eens van gehoord, nu je het zegt.
B: En daar komen dan ook nog allerlei situaties bij.
A: Je meent het!
B: Het gaat nog verder: complicaties.
A: Straks ga je nog beweren dat er ook conflicten zijn.
B: De schrijver van het onderhavige boek sluit dat geenszins uit. Er zijn zeker aanwijzingen in die richting.
A: Stel dat het waar is, wat moeten we dan daar aan doen?
B: Op de eerste plaats constateren en dan de juiste vragen stellen dienaangaande.
A: En hoe staat het met de analyse?
B: Hoho, niet zo snel. Eerst het onderzoek.
A: Dat is zeker geen slecht plan.
B: Mijn idee.
A: En een these, neem ik aan.
B: De schrijver maakt dat alleszins aannemelijk.
A: Als je het uit hebt, mag ik het dan lenen?
No comment yet, add your voice below!