Soms hebben we onze jassen al bij de garderobe afgehaald, terwijl het applaus in de grote zaal nog doordendert. Dat is een raar ding, dat applaus. Als de situatie een op een is, dus 1 pianist op het podium en 1 mens in de zaal, dan is die laatste met een paar seconden al snel uitgeklapt, hoe mooi er ook gespeeld wordt.
Met honderd mensen in de zaal duurt het al een stuk langer en is de zaal uitverkocht, dan wordt het zelfs voor de artiest gênant, zo lang als het dan duurt. Daarom speelt hij dan maar een toegift. Klappen doet klappen, blijkbaar. Er wordt geklapt voor applaus, dus voor zichzelf. Bij bekende werken wordt er meer geklapt dan bij onbekende, omdat men bij de laatste nog niet zo goed weet wat men mooi gevonden heeft. En men weet dan ook niet goed wanneer het afgelopen is. Daar is een truc voor. Zoek een plaats waarvandaan u op de partituur kunt kijken. De kaft van de partituur heeft meestal een andere kleur dan de inhoud. U weet dus al snel of we bij de laatste pagina zijn aangekomen. Bij de eerste de beste stilte van langer dan een seconde, begint u als een waanzinnige te applaudisseren. De daaropvolgende ovatie is gedeeltelijk voor u. U heeft zichzelf kenbaar gemaakt als een kenner. Gaat het werk alsnog een paar maten door, dan heeft u een kunstwerk verziekt. Bij uit meerdere delen bestaande symfonieën wordt het als onbeschaafd beschouwd om tussen de delen te applaudisseren. Daarvoor in de plaats dient u te kuchen. Dat is een beschaafd substituut voor applaus. Als er niet gekucht wordt, is het eindapplaus meestal ook zwak. In Italië mag er bij opera’s na een aria juist wel geklapt worden. Als er ook nog bravo of zelfs bravissimo geroepen wordt, dan kan het gebeuren dat de aria doodleuk herhaald wordt. Zo’n opera kan dan behoorlijk gerekt worden, maar daar staat tegenover dat de Italiaanse treinen minimaal een uur te laat zijn, zodat het publiek toch thuis kan komen. In Italië is het overigens de gewoonte om bij een damesaria brava of bravissima te roepen, een gewoonte die ik graag hier te lande wil invoeren. Bij jazzconcerten gelden weer andere gewoontes. Er dient geklapt te worden na elke solo, want dan komt het applaus terecht waar het moet wezen. De eerste maten van de volgende solist worden er door verpest, maar dat is niet zo erg want hij mag net zo lang doorgaan als hij leuk vindt. Klap vooral heel hard na een bassolo. U kunt daarin goed horen dat de meeste bassisten vals spelen en dat het een moeilijk en nogal beperkt instrument is. Maar daarom juist dient u de bassist een warm applaus toe te dienen, want hij heeft het niet makkelijk. Klap overigens niet te lang na een drumsolo. Drummers hebben een minderwaardigheidscomplex en dat willen we graag zo houden.
No comment yet, add your voice below!