In Nederland komen er elk jaar honderden jonge mensen van de kunstacademies, allemaal met het idee dat zij de kunstmarkt wel even zullen gaan veroveren. Twee jaar daarna is driekwart van hen gedesillusioneerd met het vak gestopt. Is dat erg? Welnee, zo’n opleiding is goed voor de karaktervorming, hetgeen niet geldt voor een studie als bijvoorbeeld bedrijfskunde. Van desillusies word je flink en bovendien zijn er teveel kunstenaars. Voor de meesten van het overgebleven kwart komt de teleurstelling later en die kan leiden tot geknaktheid. Het enige dat dan overblijft is het Riagg of een reïntegratietraject. De narigheid van deze instanties moge evident zijn.
Om al deze ellende te voorkomen dient een potentieel kunstenaar zich eerst af te vragen waarom hij of zij zonodig geld wil verdienen met kunst. Is het niet handiger om bijvoorbeeld bedrijfskunde te gaan studeren, dan een goed betaalde baan te vinden en in de overgebleven vrije tijd (na aftrek van de quality hours voor vrouw en kinderen) iets te gaan penselen dat rust geeft en de bewondering van collega’s. Er zijn zat cafés en bedrijfskantines die graag opgefleurd willen worden door een niet onverdienstelijk gearrangeerd stukje verf.
Dit scheelt alweer.
Dan blijven er nog genoeg mensen over die toch kunstenaar willen worden en van hun kunst willen leven. Voor deze mensen een aantal tips. De gemiddelde kunstkoper koopt geen zelfstandig kunstwerk, maar iets dat door een kunstenaar gemaakt is. Natuurlijk schaft de koper zich iets aan voor boven het bankstel, maar hij koopt daarmee ook een verhaal. Dat verhaal dient de kunstenaar te leveren. Hij moet zich een persoonlijkheid aanmeten die literair interessant is. Deze persoonlijkheid moet de kunstenaar goed kunnen spelen. Het uiterlijk is hierbij zeer belangrijk. Bent u geen natuurlijke acteur, overdrijf dan alleen maar. Iemand die zich normaliter keurig kleedt, moet zich uiterst verzorgd gaan kleden. Een slordig type kan slonzig worden. Zoek extremen. Een kunstenaar moet er als kunstenaar uitzien. Bij een vernissage moet de potentiële koper de kunstenaar direct kunnen herkennen. Alles kan helpen: brillen, haardracht, accessoires. Maar denk niet: ik scheer mijn schedel kaal en zet een hoed op en dan ben ik er. Beuys is dood en dat willen we graag zo houden. De kale schedel is op zich een goed idee. Men krijgt er veel gezicht door. Maar zo’n schedelveld smeekt om beschildering. Er is huidvriendelijke verf in alle kleuren verkrijgbaar. Deze is ook weer makkelijk afwasbaar, dus blijf tijdens de vernissage van uw hoofdhuid af. Pas op met baarden. Ze staan snel oubollig. Kunt u het echt niet laten iets aan de kin te laten hangen, zoek dan een buitenissig model. Denk bijvoorbeeld eens aan een asymmetrisch type. Succes verzekerd Het is duidelijk dat mannen het in dezen veel makkelijker hebben dan vrouwen. Op openingen van tentoonstellingen is er altijd een keur van met elkaar in opvallendheid wedijverende vrouwen. De dameskunstenaar moet om op te vallen niet ravissant zijn, maar echt raar: een honkbalpak, lieslaarzen met een stofjas, een dirndljurk. Zoiets.
Daarmee zijn we er natuurlijk niet. De gebezigde taal is ook zeer belangrijk. Het geeft niet wat u zegt, als u het maar opvallend doet. Grote zwijgzaamheid is net zo goed als in watervallen spreken en wezenloosheid kan even effectief zijn als scherpzinnig converseren. In alle gevallen dient men echter een paar controversiële uitspraken achter de hand te hebben van het type: “Ik haat kunst”, “Van Gogh had eens naar de oogarts gemoeten” of “Rick van der Ploeg heeft veel voor de Nederlandse kunst gedaan.” Kunstenaars wordt vaak gevraagd wie zij nou een groot kunstenaar vinden. Noem dan nooit een bekend iemand of het moet een bekend fout kunstenaar zijn, zoals Rien Poortvliet. Noem een reeds lang overleden kunstenaar, waarvan het werk vooral niet op het uwe lijkt. Middeleeuwers waarvan slechts twee werken bekend zijn, doen het meestal goed, maar wijs altijd op het verrassende kleurgebruik (“Dat rood is daarna nooit meer gebruikt!”) , de perspectivische vondsten (“En dat voor die tijd!”) en de onnavolgbare thematiek (“Jezus op een houtvlot!”).
U ziet, het is allemaal niet zo moeilijk. Waar het om gaat is dat de mensen u zich herinneren. Het moet zo zijn, dat er verhalen over u gaan op verjaardagen waar u nooit zult komen. Verjaardagen met veel bedrijfskundigen. Die mensen willen bij elkaar scoren met bezit en de bijpassende verhalen. Als de een net een verhaal heeft verteld over zijn vierwielaangedrevene die hij heeft aangeschaft in een gehucht in Tasmanië, dan moet de ander hem kunnen overtreffen met een verhaal over u. “Ik kwam laatst een verdomd interessante kunstenaar tegen…” Die puntjes moet u invullen. Die puntjes moeten over u gaan. Zoniet, dan moet u alsnog bedrijfskunde gaan studeren, want die mensen zijn, zoals nu is aangetoond, erg nuttig.
No comment yet, add your voice below!