Blasé

Ik was gisteren met een goede vriend, de veelzijdige Rob M, in Boymans. Daar was een prachtige tentoonstelling ‘De ontdekking van het dagelijks leven, van Bosch tot Bruegel.’ Een echte publiekstrekker met rijen voor de kassa. Prachtige schilderijen en grafiek, helaas waren er dus meer mensen die ze wilden zien. Ik ontdekte bij toeval hoe je een kunstwerk voor jezelf kunt hebben: doordat ik nogal verkouden ben, moest ik van tijd tot rochelen en ik merkte dat de andere bezoekers pagus waren voor mijn bacillen en zich enige meters van mij verwijderden. Die hou ik erin. Er was een heerlijk schilderij van Herri met de Bles (die heet echt zo) dat ik nog niet kende. Ik herinnerde mij dat mijn vader mij vertelde dat er altijd een uiltje op zijn schilderijen was geschilderd. Na een tijdje speuren vond ik hem, een halve centimeter groot. Het aardige van dit soort weetjes is dat de andere bezoekers mij gelijk als kenner beschouwen. Dat doet mij altijd deugd. Ik hoef het boek How to Bluff in Art niet aan te schaffen. (Tot 17 januari is de tentoonstelling te bezichtigen. Ik raad u aan een vergrootglas mee te nemen en alvast te oefenen in rochelen.)

Na een uurtje vond Rob het wel genoeg en ik was het met hem eens. Kunst is mooi, maar je moet er wat te drinken bij hebben. Al die kunstbeleving werd ons teveel. We waren oprecht geïnteresseerd en het was een mooi uur, maar daarna was het op. Nu is Rob beeldend kunstenaar en ik kan het adequaat imiteren, dus dat kan misschien schelen. Het hoeft niet meer zo nodig. En het was bovendien ook nog oude kunst, van die schilderijen waarvan je kunt zien wat het voorstelt. En zelfs dan. De schijf was vol, zei Rob, want die is jonger dan ik. Wellicht als we met zijn tweeën geweest waren in de zalen, hadden we het wat langer volgehouden, mogelijk nog een half uurtje, maar ook dan was onze kunstzinnigebelangstellingskoek wel op geweest.

Wat zeurt die man, zult u binnensmonds mompelen. Hij houdt meer van alcohol dan van kunst, dat is allang bekend. U hebt gelijk, maar het ligt toch iets subtieler. Straks komt mijn nog veelzijdiger vriend Sjel M, de zoon van Rob (ik krijg familiekorting) en hij drinkt al die kunst in zoals ik mijn calvados. En daar ben ik dus heel erg jaloers op. Ik vrees dat ik erg blasé geworden ben. Toen ik veertien was, had ik een jeugdabonnement op Boymans. Dat kostte twee gulden of zoiets voor een jaar. Het was de pre-CJPtijd. Ik ging in mijn eentje minimaal eens in de twee weken naar Boymans en dan keek ik een uurtje naar een paar schilderijen, maar dan wel zeer intensief. Het voordeel van Boymans toen was, dat er nooit iets veranderde. Geen publiekstrekkende tentoonstellingen. Alles bleef op zijn plaats hangen. Ik kon haast blindelings naar het schilderij van Joachim de Patenir lopen, zo’n lekker duister landschap met als thema de verwoesting van Sodom en Gomorra. Dan bleef ik rustig een kwartier staan, terwijl ik toen al een ongeduldig karakter had. Dertig uur per jaar in Boymans. Als het tegenwoordig vijf uur is, is het veel.

Ik ben dat kwijt. Die begeestering, dat willen leren, de bevlogenheid, de extase. Er is nog wel een vorm van genot, maar met mate. Met beeldende kunst dan. Met film en muziek gaat het nog steeds. Dat kan komen omdat ik daar het tempo niet kan bepalen hoe het tot mij komt. Ik word dan meer gemanipuleerd. Met fictieboeken komt het een heel enkel keertje voor dat ik geestdriftig ben. Eens in de twee jaar, schat ik.

Als ik op een vernissage kom bij een galerie, is dat uit sociale aandriften, niet uit artistieke. Ik vind de kunstenaar meestal interessanter dan zijn werk. Als ik geen kunstenaarsvrienden had, zou ik nooit in een galerie komen. Eigenlijk vind ik er geen ruk meer aan, aan hedendaagse kunst.

Herstel, ik kan nog steeds genieten van ideeën. Of van monomanie. Iemand die kan tekenen met het gemak zoals een arts een recept uitschrijft, bijvoorbeeld Raph de H, ook een vriend (sociaal kan ik nog steeds genieten), daar word ik nog steeds erg blij van. Of De persoonlijke verzameling van mijn vriend Steini T, die gebruikte theezakjes, oude sokken, onderbroeken en wat dies meer zij tentoonstelt. Dit waren overigens mensen die hun werk exposeerden in de ruimte die tegenwoordig mijn huiskamer is. Als u denkt dat ik werk van vrienden altijd aangenaam vind, dan heeft u het mis. Ik ken heel sympathieke mensen, wier werk mij niets doet. Maar het helpt wel. Voor iemand die aardig is, doe je meer moeite.

Als ik in Boymans ben, moet ik altijd aan mijn vader denken. Vanaf mijn vierde werd ik door hem naar musea meegenomen en ik dronk zijn kennis met graagte in. En ik wil graag in zijn voetsporen treden. Als u een niet te ongedurig ventje of vrouwtje kent, waarvan u vindt dat enige opvoeding in de beeldende kunst niet verspild zou zijn, die nog niet verpest is door de dictatuur van het bewegende beeld en een hoop herrie, die wil ik dan gaarne meenemen naar Boymans. Dan komt mijn enthousiasme weer terug, hoop ik.

Filed under: De MensTagged with: ,

No comment yet, add your voice below!


Add a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Comment *
Name *
Email *
Website

Let wel!

Natuurlijk kunt u op dit artikel reageren. Helaas kijken wij eerst of uw reactie voldoet aan onze eigenzinnige maatstaven voor stijl en inhoud. Wij schuwen de kritiek niet, mits goed geformuleerd en onderbouwd. Ook sluiten wij een weerwoord niet uit.

Alvast bedankt.