De Mening

Op verjaardagen, van die kringbijeenkomsten in de jaren vijftig, werden op gegeven moment na een paar alcoholische versnaperingen moppen verteld. De protagonist was ene Sam en de antagonist was ene Moos. Ze liepen vaak in de Kalverstraat, een locatie die mij onbekend was. Sommige moppentappers lieten die twee met een raar accent praten, duidelijk geen ABN of Rotterdams. Er kwamen ook vreemde uitdrukkingen in voor, zoals ‘bij me gezond’ of  ‘attenoje.’ Als kind accepteer je dat. Later kwam ik erachter dat ze die moppen vaak hadden van ene Max Tailleur, die joods was. Joden waren andere mensen dan wij, begreep ik. Ze zaten in de handel, ze waren muzikaal en ze bedachten constant grappen. Ik kan me niet herinneren dat ik enig benul had van de gebeurtenissen in de oorlog. Daar werd niet zo over gesproken. Later werd mij meer duidelijk. Nu houd ik niet zo van moppen, maar soms wilde ik wel eens zo’n oude Sam-en-Moosmop uit mijn humorkast halen en het leukste was dan eigenlijk dat ik dat vreemde Max Tailleuraccent probeerde te imiteren. Ik heb nooit het idee gehad dat ik daarmee een bevolkingsgroep beledigde, te meer omdat ik persoonlijk geen joden kende. Later kregen we de belgenmoppen, die voornamelijk uitgingen van de idee dat alle Belgen vreselijk dom waren. Ik kende toen geen Belgen. Er waren ook Jezusmoppen van het genre ‘Jezus, leg effe je poten op elkaar want ik heb nog maar één spijker over.’ Er werd vroeger veel gelachen. Naderhand namen de domme blondjes de functie van de Belgen over. Ook in moppenland zullen er modes bestaan.

Ik kom niet meer op kringverjaardagen en ik zit ook niet aan de bar in een café, maar ik neem aan dat er nu IS-grappen zijn. In Rusland zullen er in sommige kringen Poetin-grappen gemaakt worden en in Madrid over Barcelonezen. Als katten grappen zouden maken, dan zullen ze die maken over hun baasjes en over honden. Stereotypen maken het leven gemakkelijker.

Nu heb ik in mijn leven voornamelijk tot minderheidsgroepen behoord, maar die waren waarschijnlijk te klein om er grappen over te maken en als die er wel waren geweest dan had ik mij er niet aan gestoord en zeker niet had ik mij beledigd gevoeld. En bovendien, als je grappen over Jezus kan maken, dan zijn er geen taboe-onderwerpen meer.

Maar als ik mijn best doe, kan ik me voorstellen dat de fijnzinnigheid mij gebiedt geen grappen te maken over vrouwen, negers, indianen, gereformeerden en ander gespuis. Dit laatste is dus weer een soort van grap,begrijpt u. Maar in dit geval behoor ik tot een minderheid en dan mag het misschien wel.

Het komt mij voor dat er een soort consensus is dat men over de eigen bevolkingsgroep wel grappen mag maken. Dus als katholiek mag je de paus ridiculiseren, als protestant de dominee, als Afro-Amerikaan Obama en Charles mag grappen maken over Willem-Alexander. Maar omdat ik geen katholiek (meer) ben, geen protestant, geen Afro-Amerikaan en niet van koninklijken bloede, schijn ik mijn grapmond te moeten houden over deze bevolkinggroepen. Nu is Obama maar voor de helft Afro, dus misschien mag ik een grap maken over de andere helft.

Grappen zijn ingedikte meningen. De meeste Engelsen zullen inderdaad denken dat Schotten belachelijk zuinig zijn. En als iemand zegt dat Rotterdam het verdient, Den Haag het beheert en Amsterdam het uitgeeft, ben ik het grotendeels met de spreker eens. Dat is een mening. Nu schijnt er tegenwoordig een meningenpolitie te zijn. Hun standpunt komt er kortdoordebocht op neer dat ik geen mening mag hebben over zwarte Piet, omdat mijn voorouders geen slaven geweest zijn. Zelfs als ik aan de ‘goede’ kant sta, moet ik mijn mond houden, want dan ben ik een helper whitey en dat schijnt iets weerzinwekkends te zijn. Dit verzin ik niet. Als ze gelijk zouden hebben, mag ik geen mening hebben over iedereen die ik niet ben. Dan zijn er meer dan zeven miljard bevolkingsgroepen. Goed, dit gaat te ver, maar wanneer is een groep mensen een bevolkingsgroep? Wat moet je gemeen hebben? Zijn de lezers van dit blad een bevolkingsgroep? Bestaan er ‘Rotterdammers’?

Bij die zwartepietendiscussie krijg ik wel een licht filosofisch probleem. De tegenstanders mogen een mening hebben over de voorstanders, maar andersom mag dat niet. De voorstanders hanteren hetzelfde principe. Op zichzelf is de discussie uitermate nuttig, maar alleen maar interessant als er geen meningentaboes zijn.

Ik heb zelf overal een mening over, ook als ik geen verstand heb van het onderwerp. Als ik er wel verstand van heb, dan heb ik geen mening. Dan denk dat ik het weet. Geen mening, maar een weting. Maar als je denkt dat je iets weet, kom je geen steek verder. Dus eerst een mening over iets hebben, gewoon wat in je opkomt, emotioneel gekleurd, dan kan je altijd nog tot de conclusie komen dat je mening weinig waard is. Je moet je dan toch in het onderwerp verdiepen. En dan komen we misschien een steekje verder. Als iemand vindt dat ik ergens geen mening over mag hebben, dan wil hij mijn kennis klein houden.

Laten we afspreken dat je pas een mening mag hebben, als je die ook wil veranderen. Dat is natuurlijk ook maar een mening. En daar mogen grappen over gemaakt worden.

Filed under: De MensTagged with: , , ,

No comment yet, add your voice below!


Add a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Comment *
Name *
Email *
Website

Let wel!

Natuurlijk kunt u op dit artikel reageren. Helaas kijken wij eerst of uw reactie voldoet aan onze eigenzinnige maatstaven voor stijl en inhoud. Wij schuwen de kritiek niet, mits goed geformuleerd en onderbouwd. Ook sluiten wij een weerwoord niet uit.

Alvast bedankt.