Toen ik begin jaren zeventig voor het eerst in Parijs kwam, bracht ik een bezoek aan de moskee aldaar. Er zullen er ongetwijfeld meer geweest zijn, maar in een toen populaire gids, “Neem nou Parijs”, werd deze speciaal aanbevolen. Misschien kent u hem ook, die op de linker Seine-oever in de buurt van het Romeinse amfitheater.
Ik kan mij een prachtige binnenplaats herinneren met een fontein (toppunt van weelde voor woestijnbewoners) en overal prachtige tegelornamentiek. Ik was zo onder de indruk, dat ik bij mijn volgende bezoek aan Parijs nogmaals naar de moskee ging. Dit had absoluut niets te maken met enig religieus gevoel, want daar was ik voor behandeld, maar met de esthetiek van het vreemde en een ontkenning van de paplepel. In diezelfde tijd bezocht ik ook de Notre Dame, maar die zei me heel weinig. Die hoorde bij de paplepel. Rooms-Katholiek opgevoed, beschouwde ik zowat elke kerk als behorend tot één pot nat. Alleen die kerk van Le Corbusier, die was wel wat, maar die leek ook niet op een kerk. Begin twintig is het nabije niet interessant, maar het verre. Je bent blasé geworden voor je eigen omgeving. Op die leeftijd is je eigen familie saai en je probeert een nieuwe familie voor jezelf te maken en dit in zeer uitgebreide zin. Het bezoeken van de Parijse moskee paste in dit patroon. Niemand in Nederland had dit gezien en ik wel. Dit resulteerde overigens niet in een verdiepte belangstelling voor het muzelmanse geloof. Op mijn veertiende had ik al eens een vergelijkend religieus warenonderzoek gedaan en de beste koop was het boeddhisme. Allah leek me een broer van onze eigen God de Vader en daar had ik al geen hoge muts van op. Autoritaire types. En als die de mensheid naar hun eigen beeld en gelijkenis hadden geschapen, was het niet verwonderlijk dat het in de wereld zo’n zooitje was. Maar de Parijse moskee was prachtig. Nu zou ik kunnen zeggen dat de meeste moskeeën voortgekomen lijken te zijn uit een vreemd huwelijk van barok en Bauhaus, maar dat dacht ik toen niet, want ik hield niet van barok, want te katholiek. Waar ik toen ook erg van hield was de pre-Columbiaanse kunst uit Zuid- en Midden-Amerika. Niet dat ik verschil zag tussen de kunstuitingen van Maya, Tolteken of Azteken, maar het was duidelijk dat het geen Europese, laat staan Nederlandse producten waren, dus waren ze inspirerend. Ik weet alleen niet meer voor wat. In Parijs heb je het Musée de l’Art Africain et Océanien, een toen weinig bezocht museum buiten het centrum gelegen. De meeste bezoekers trekt het in het souterrain gelegen aquarium. In dezelfde week als het moskeebezoek ging ik erheen. Het bezoekersaantal was minder dan een persoon per zaal. Dat zijn altijd de leukste musea. Er wordt in dat soort musea geen enkele poging gedaan om het bezoeker gemakkelijk te maken, dus als men er is, voelt men zich opgenomen in een onzichtbare, zeer exclusieve groep van specialisten en dat is voor sommigen goed voor hun eigenwaarde. Ik voelde me erg gelukkig in die verlaten zalen. Eén zaal was maar een paar uur per dag geopend. Daar stonden manshoge boombastschilderingen van de Aboriginals van Australië. Ik was in het bezit van een klein, bij De Slegte verworven boekje met schilderingen van dat volk, maar de afbeeldingen waren nog kleiner dan een prentbriefkaart. Nu zag ik alles in werkelijkheid. Ik geloof dat ik te verbijsterd was om in extase te raken. Ik had eerder last van een soort verdoving, een soort Stendhal-syndroom. Waarom ze die dingen maakten, daar had ik geen idee van, maar daar ging het niet om. Mijn onbegrip maakte het mysterie juist groter. Twee jaar geleden ben ik op vakantie naar de Champagnestreek geweest. Hoofddoel waren de gotische kerken aldaar. Troyes, Laon, Reims, Sens, noem maar op. Omdat de paplepel niet meer dan een flauwe herinnering was, kon er weer een vorm van begeestering over al dat moois bij mij ontstaan. Alles wat ik vroeger beschouwde als katholieke volksverlakkerij, kon ik nu zien als prachtige kunst, gemaakt door individuele kunstenaars, die weliswaar in een inmiddels voor mij vreemde god geloofden, maar mij wel bereikten in mijn esthetisch gevoel, wat dat ook moge zijn. Het vervelende van dit soort belevingen is dat ik elke keer op reis moet gaan om het mee te maken. Dat kan nooit aan de gebouwen en die andere kunstuitingen liggen, het ligt aan mijzelf. Ik ontzeg mij allerlei prachtige dingen in een stad als Rotterdam, omdat ik er vaak langsloop of –fiets en niet goed kijk. Ik zal mij moeten dwingen om soms een vreemdeling in mijn eigen stad te worden. Ik ben vandaag aan de overkant van de straat gaan staan en ik heb naar mijn eigen huis gekeken. Nooit geweten dat het allerlei alleraardigste neorenaissancistische trekjes had. Ik hoorde dat Rotterdam binnenkort de grootste moskee van West-Europa gaat krijgen. Bij mijn volgende bezoek aan Parijs zal ik de moskee aldaar overslaan.
No comment yet, add your voice below!