(voordracht voor twee heren)
A: Is dit een situatie?
B: bedoelt u dat sensu stricto of sensu lato?
A: Zegt u het zelf maar.
B: Elke handeling vereist een situatie.
A: Maar bestaan er ook situaties zonder handeling?
B: Me dunkt! Zoiets heet een statische situatie.
A: Er zijn ongetwijfeld voorbeelden voorhanden.
B: Te over! Een schaakpartij bestaat maar voor een fractie uit handeling, de rest is situatie. Daaruit volgt dat elke pure situatie door handelingen wordt afgebakend.
A: Aha! Situatie is inspiratie en handeling is met zweet gepaard gaand.
B: Wat vindt u van deze: “Het aak’lig lachen van de kookaburra deed de herinnering aan de gevlekte hyena verstommen”?
A: Meneer is bereisd.
B: Ik kan wel zeggen dat ik heel wat werelddelen met een bezoek heb mogen vereren.
A: Viel dat mee?
B: Gemengde gevoelens en wisselend resultaat.
A: En als men tussen de regels door leest?
B: Is dat een strikvraag?
A: Hierop kan ik bevestigend antwoorden.
B: Dan durf ik u wel te zeggen dat in feite alle werelddelen hetzelfde zijn.
A: In welke zin?
B: Elk werelddeel is groot. Er zijn rijken en er zijn armen. Er zijn rivieren en meren. En modder is overal aanwezig.
A: Wij concluderen dat Antarctica geen werelddeel is.
B: Wist u dat de bonobo (Pan paniscus) wel twintig keer per dag paart, waarvan 35% vis-à-vis? Ook vigeert daar het matriarchaat.
A: Ja, die beginnen het door te krijgen.
B: En slakken zijn hermafrodiet.
A: Ook dat is een oplossing van het probleem, dunkt mij.
B: De oester (Ostrea edulis) verandert in de loop van zijn leven regelmatig van geslacht.
A: Niet voor niets verorberen wij oesters levend.
B: Vroeger wilde ik olifant worden. Zo’n slurf, dat leek mij wel wat. Wist u dat onderhavig orgaan wel 40.000 spiertjes heeft?
A: Dat zal een hele klus zijn om dat allemaal te besturen. Mij leek een netpython wel wat. Die kunnen wel negen meter lang worden.
B: Eigenlijk wilde u ook een olifant worden, maar dan alleen maar slurf.
A: Dan is een tapir maar een armzalig dier. Om van de neusaap maar te zwijgen.
A: Is het leven niet poëtisch?
B: Het leven is prozaïsch. Proza is een ongebonden vorm. Als het leven rijmt, dan is dat toeval. Het levensritme gaat met horten en stoten.
A: Maar dan is het leven modérne poëzie!
B: Daar zou u wel eens gelijk in kunnen hebben. Het leven is namelijk nogal onbegrijpelijk en zinloos.
A: En hoe zit het dan met de moraal?
B: Heeft deze vraag een achtergrond?
A: Van de week deed ik een beetje aan moraal en dat voelde niet geheel onprettig aan.
B: Maar hoedanig deed u een beetje aan moraal?
A: Ik hielp een oud vrouwtje oversteken.
B: En waarom denkt u dat onderhavig helpen een geval van moraal was?
A: Ik had het ook niet kunnen doen.
B: Moraal heeft dus met keuzen te maken. En als u had moeten kiezen uit een polonaise in een bejaardentehuis?
A: Dan was de moraal zoek geweest. Maar dan is er nog wel een arm negerkindje dat zijn werelddeel is kwijtgeraakt…
(De toneelmeester laat het doek voortijdig zakken,)
No comment yet, add your voice below!