Ik studeerde eens kunstgeschiedenis. Dat was maar één jaar, maar het aardige was in dat jaar dat iemand een briefje op had gehangaen op het algemene prikbord van de faculteit dat die iemand tableaux vivants wilde maken met studenten die iets wisten van die tableaux. Die iemand bleek ene Herman te zijn die wilde afstuderen aan de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar. Je moet wel ver heen zijn als je je school zo wil noemen, maar oprichter en uiteraard directrice Wanda Reumer had daar geen enkele moeite mee. Het leek me een interessant idee, die tableaux, want ik kom uit een theaterfamilie. Herman had een oefenruimte en ik haalde een aantal medestudenten over om ook aan het project mee te doen. Herman was voor mij ongelooflijk aantrekkelijk en ik wilde hem vertellen dat ik dat ook was. Als u dit niet begrijpt, moet ik er even bij vertellen dat ik aan het experimenteren was met de homosuele kant van mij. Dit is geen spelfout maar een grapje dat ik van Herman overnam. Ik heb van hem toen een aantal lichaamsoefeningen gekregen waar ik nog steeds baat bij heb. Bijvoorbeeld je bovenlijf stilhouden, terwijl de onderkant alle kanten kan uitgaan. Allemaal in het nette, want we deden het in groepsverband. Inmiddels had ik mijn vriend Jos erbij gehaald, want die tableaux, dat zag ik inmiddels niet meer zo. Het moest spannender. Jos en ik schreven een theaterstuk dat doordrenkt was met sjamanisme, primitief christendom en bolle praat. Ik neem de schuld volledig op me. Herman vond die verandering van politiek helemaal niet erg, want zijn opdracht was om amateurs tot zelfwerkzaamheid te stimuleren. Maar dat wist ik toen nog niet.
Het was een stuk dat zich afspeelde in de prehistorie. Er was droogte, de sjamaan zocht een schuldige en er werd iemand geofferd. Ik was de sjamaan en Jos was de Jezusachtige, want die rol was hem toen op het lijf geschreven. Hij schreef de rol dus ook zelf. Ik schreef mijn sjamaan ook zelf en ik had bedacht dat hij ook echt in trance moest raken, gespeeld dan. Ik ging dat uitproberen bij een repetitie. Een regendans. Ik wist daar niet zoveel van, hoewel ik het jaar daarvoor ingeschreven stond bij Antropologie. Maar bluffen kan niet altijd kwaad. Ik wist dat een sjamaan meestal een epilepticus was en die schijnen wel eens over moeder aarde te rollen. Dat deed ik dus ook en met een verve van heb ik jou daar rolde ik over de vloer. Ik stootte onverstaanbare kreten uit. Ik leefde mij in. En ik kon mij al doende er niet meer uit leven. Ik bleef erin. Ik was van de wereld. Het ebde maar langzaam weg. Het viel uiteindelijk mee, ik heb er niets aan overgehouden, maar het is een van de meest angstaanjagende belevenissen in mijn leven geweest. Ik had vaak getript, maar dit was trippen zonder lsd. Zelfs Herman schrok. Ik had mij iets teveel ingeleefd.
Misschien heb ik het wel eens eerder verteld, maar de uiteindelijke opvoering, Hermans eindexamenstuk dus, werd opgevoerd op locatie. Dat was in die tijd behoorlijk avantgardistisch. De toeschouwers liepen met de acteurs mee. Nog steeds apart. De bedoeling was dat de bewoners van een dorp een droogte meemaakten die ze, primitief als ze waren, niet begrepen en er dus de sjamaan bij haalden. Ik deed toen mijn inmiddels gerepeteerde regendans en helaas werkte die nogal snel. De natuur is superieur aan de kunst. We moesten haastelijks alle props meenemen want het begon te hozen. Herman is overigens geslaagd, want in die tijd hadden examinatoren nog begrip voor onverwachte omstandigheden.
In het leven zijn er een aantal dingen die het zicht vertroebelen. Er is bijvoorbeeld gekte, maar ook verliefdheid, romantiek en spiritualiteit zijn niet te verwaarlozen factoren. Volgens mij ben ik nooit gek geweest, maar die andere drie heb ik volop meegemaakt.
Ik zit nu dicht in de buurt van Dick Swaab, in die zin dat ik geloof dat ons innerlijk behang wordt gevormd door chemie en elektriciteit. Er is geen geest buiten de materie. Een geruststellende gedachte, omdat het je ontslaat van schuldgevoelens. Je kunt er weinig aan doen dat je bent wie je bent. Nu had ik op mijn twaalfde al het vermoeden dat er geen vrije wil bestond. Ik kon dat toen nog niet goed uitleggen, hoewel ik het begrip van causaliteit wel kon gebruiken. Ik dacht dat alles niet anders kon aflopen zoals het moest aflopen, omdat alles een oorzaak heeft die maar één uitkomst kon hebben. Een mooi idee maar een zinloze gedachte buiten de fysica omdat het leven teveel factoren heeft die onmogelijk allemaal te meten zijn.
Ik ben vroom opgevoed, dat wil zeggen dat wij ons thuis keurig hielden aan de voorschriften van de paus en zijn gewijde medewerkers, alle priesters dus. We gingen elke zondag naar de kerk, ontvingen daar de communie, we biechtten eens in de maand, aten op vrijdag geen vlees en baden voor het eten. Een keurig gezin. Wel progressief. De Bijbel en zeker het Oude Testament werd door mijn vader niet geheel serieus genomen. Het waren verhalen waar je eventueel iets van kon leren, maar het werd niet beschouwd als historische werkelijkheid. Goed gedaan, pa.
Maar in feite krijg je als kind een stortvloed aan vreemde dingen voor je koker. Wat dacht u van engelen? Dat zijn geen goden, want daar hebben we er maar een van, maar ze zijn wel assistenten van God en kunnen dingen die mensen niet kunnen. Ze zijn onstoffelijk, maar ze kunnen wel een gedaante aannemen, al of niet met vleugels. Dat roept toch zeker een aantal vragen op. Hoe komt God aan al die engelen? Heeft hij die geschapen? Niet onmogelijk, want God is almachtig. Maar als hij almachtig is, waarom heeft hij die engelen dan nodig? Vragen in die richting werden altijd afgewimpeld. Dat is een mysterie, was het antwoord. Ik heb dat nooit echt bevredigend gevonden. Als je je alleen aan de voorschriften houdt, is er niks aan de hand, maar als je gaat nadenken krijg je problemen. Er schijnen nog steeds mensen te bestaan die in engelen geloven, op een onchristelijke manier. Ze doen maar, als ze mij er maar niet mee lastig vallen. Ik heb mijn portie al gehad.
Het wijst er volgens mij op dat ik in mijn kindsheid niet erg spiritueel was. Ik wilde het geloof logisch begrijpen, maar dat werd niet erg aangemoedigd. De kapelaans die bij ons thuis kwamen, zagen in mij wel een toekomstig priester. Ik zou zelfs bisschop kunnen worden. Achteraf bleek dat die kapelaans de roomse theologie ook niet geheel serieus namen. Er zijn er niet voor niets zoveel uitgetreden. Dat was niet alleen door hun behoefte aan legale seks.
Toch ben ik een tijdlang spiritueel geweest. In de jaren zestig werd spiritualiteit ontkoppeld van een bestaande religie. God was dood en er moest een substituut komen. Ik heb geflirt met boeddhisme, yoga, de Tao en de I Tjing. Serieuze flirts, dat wel. En nogal oosters. Het westen was dubieus geworden door het kapitalisme en dat heeft mij nooit een sympathieke manier van denken geleken. We hadden inmiddels de oorlog in Vietnam gekregen en daar was ik erg op tegen. Ik heb er nog een aantal keren tegen gedemonstreerd.
Zoals zovelen had ik behoefte om te weten wat mijn ‘zelf’ was. Wie ben ik? Hoe komt het dat ik denk wat ik denk? Zijn er ontsnappingsmethoden? Ik heb gemediteerd. Op mijn manier dan, want ik heb door een karakterfout moeite met mensen die zeggen het beter te weten dan ik. En ik ben ook niet zo goed in groepen. Yoga deed ik uit boekjes. Bij boekjes kun je pagina’s overslaan. Ik heb nooit persoonlijk een lama of zenmeester geraadpleegd. (De Herman van de eerste alinea’s was de eerste die ik vrijwillig als leraar accepteerde.) Ik kreeg via mijn toenmalige vriend Jeroen kennis aan de Tao Te King, of Daodejing omdat het vroegere Peking tegenwoordig Bejing heet. Een kwestie van spellen. In de vertaling die ik las, luidde de eerste zin zoiets als “De Tao waarover men kan spreken, is niet de echte Tao.” Dat is natuurlijk briljant. Daarna moet je verder je bek houden.
Natuurlijk doet de schrijver dat niet en het gaat verder met wijsheden die paradoxaal zijn en die wel enigszins lijken op een soort van stoïcisme. Een willekeurig citaat: “Het zware is de wortel van het lichte, de bestendigheid de heer van de voortgang.” (Vert. John Willemsens) Het gekke is dat ik het meende te begrijpen. Het paste goed in mijn paradoxale bestaan als adolescent.
En dan die I Tjing, het Chinese orakelboek. Je gooit zes keer met drie muntjes en dan krijg je een hexagram. Het gaat te ver om dit uitputtend uit leggen. Het gaat uiteindelijk alleen maar om een onderbroken streep (yin) of een ononderbroken (yang). Er zijn 64 mogelijkheden. Je stelt eerst een vraag en dan gooi je de muntjes die een hexagram opleveren. Dan ga je naar het boek en dat vertelt je bijvoorbeeld dat als je yin, yin, yang, yang, yin, yin gegooid hebt (ik heb dit om objectief te blijven door de computer laten doen) het teken Siau Kwo, hetgeen Het Overwicht van het Kleine betekent. Dan krijgen we het volgende. “Het overwicht van het Kleine Welslagen. Bevorderlijk is standvastigheid. Men kan kleine dingen doen, men mag geen grote dingen doen. De vliegende vogel brengt de boodschap: het is niet goed omhoog te streven. Het is goed beneden te blijven. Groot heil!” Nu wilt u natuurlijk weten wat mijn vraag was. Als u het niet verder vertelt, wil ik u verklappen dat het ging over of dit onderhavige stukje enigszins zin heeft. Nu moet ik dus gaan interpreteren en omdat u dit stukje nu leest is het duidelijk dat ik de betreffende orakeltekst als positief beschouw. Het is duidelijk dat die Oude Chinezen een grote wijsheid hadden.
Ik heb nooit in de I Tjing geloofd, behalve dat het soms goed is om je gedachten te laten helpen door het toeval. Tarotkaarten, astrologie desnoods, de Bijbel desnoodser, allemaal dingen waar je je aan kunt spiegelen. Gedichten lezen, luisteren naar Artvark, een grasje van de straat plukken. Het helpt wel eens als je niet meer weet waar het heen moet in het leven.
Logica, dat wil zeggen het onemotioneel nadenken, brengt ons heel ver. Ik ben er verzot op. Maar het grootste deel van het leven is niet te begrijpen met logica. Alle emoties zijn onlogisch. Het zit in een gedeelte van ons brein waar we met taal niet bij kunnen komen. We zijn het enige dier ter wereld dat een complexe taal heeft, maar helaas faalt die veels te vaak.
Ik begin inmiddels te begrijpen dat er niet-verwerpelijke spiritualiteit bestaat. Mijn vriendin mediteert Tibetaans. Ze heeft zelfs daartoe met mijn toestemming op mijn bovenkamer een klein altaartje gemaakt (ze gebruikt mijn klankschalen.) Ik wil daar zo min mogelijk over weten, omdat het niet uit te leggen is. Het is grotendeels een ritueel, maar daar heb ik geen problemen mee. Als ik besluit op te staan en op de rand van het bed ga zitten om mij aan te kleden, komt mijn kat Popper direct naar mij toe, want wij hebben het ritueel dat ik beurtelings mijn haar en het zijne borstel. Met dezelfde borstel uiteraard. Ik vertelde dat eens tegen mijn toenmalige schoonmoeder die dat nogal vies vond. Nu is Popper schoner dan ik, maar ik kon haar vertellen dat hij daar geen enkel bezwaar tegen had. Als iemand zegt dat ik een spirituele verhouding met mijn kat heb, zal ik dat niet tegenspreken.
Ik zou mijzelf het woord spiritueel niet gaarne toekennen. En romantiek vind ik ook narigheid. Te vaak verkeerde vriendinnen gehad. Ik ben wel dol op escapisme. Ik heb In de ban van de ring wel vijftien keer gelezen en alle films gezien. Het gaat over tovenaars, elfen, draken, trollen en meer van dat soort onbestaanbare wezens, maar ik heb ervan genoten. En er was meer fantasy, een soort van science fiction, bijvoorbeeld van Jack Vance die werelden creëerde die hadden kunnen bestaan. Antropologische fiction.
Deze wereld is gewoon te saai. Waarom bestaan de Griekse of Germaanse goden niet meer? Ik ben enigszins jaloers op mensen die spiritueel zijn. Die hebben nog de mogelijkheid om buiten hun daagse leven daar boven uit te stijgen.
Ik ben vergeten om uit te leggen wat volgens mij spiritualiteit is en dat heeft een reden: ik heb geen flets benul. Ik weet in ieder geval dat het niets te maken heeft met logisch denken. Maar het zal wel te maken hebben met Iets. Dat kunnen natuur- of levenskrachten zijn of het wezen van je diepere Zelf. Dat zijn dingen waar ik niets van begrijp. Maar je moet er wel mee Verbonden zijn, krijg ik de indruk. En dat zegt mij niet zoveel.
Maar toch. Ik ben een nuchter mens en een skepticus, zeker. Maar ik ben het met de Turkse Alevieten eens dat drank je dichter bij god brengt. Nu geloof ik natuurlijk niet in dat personage, maar het effect van drank is duidelijk: het doet je verwijderen van de controle over het bestaan. Dat is natuurlijk een illusie, die controle, maar omdat ik zelden de deur uitga, kan ik die illusie redelijk in stand houden. Maar van tijd tot tijd heb ik behoefte aan weidse vergezichten. Die vind ik in theorieën, vriendschap en kunst, liefst met drank erbij.
Ik heb vrienden die mij bezoeken, waarmee ik zes uur achter elkaar kan praten over alles wat ter tafel komt. Vaak is die tafel bedekt met theorieën over het bestaan en kunst. Op de tafel komt ook eten, door mij bereid. Na zes uur wordt het promillage te hoog en dan komt er bij mij alleen maar onzin uit, maar de uren daarvoor zijn mijn vorm van spiritualiteit. Van spiritualiën krijg je de geest (pun intended.) Vriendschap is elkaars hersens eten en daar word je lichter van. Deze laatste zin kan zo in een officieel spiritueel geschrift. In feite is het een combinatie van Lou de Palingboer en Zen. Echt waar.
En als ik soms een solo hoor van een van die jongens van Artvark, dan zit ik ook bij het Hogere. Dan ben ik verbonden met Iets. Geen idee wat dat is.
En ik wil het niet benoemen.
No comment yet, add your voice below!