(verzameld door een agnosticus)
God is een ui. Wij zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, maar een beetje minder had ook wel gekund.
God heeft de mensheid geschapen om zich kapot te kunnen lachen.
God en de duivel zitten in het restaurant op de Euromast. Zegt god: “Moet je kijken, al die mensen zijn naar mij op zoek.” Zegt de duivel: “Maar ze vinden mij!”
“Lieve God,” bad paus Urbanus, “wilt u alstublieft alle muzelmannen doodmaken?”
Als God de wereld wat leuker had gemaakt, hoefden we niet in hem te geloven.
Ook God kan je het graf in prijzen.
Visjnoe, Jahweh en Allah zitten in godensoos ‘het Toppunt’ te debatteren. Komt de duivel binnen. “Wat doe jij hier?” vragen de drie verontwaardigd. Zegt de duivel: “Ik ben de eigenaar.”
Denken dat je weet wat God wil is de opperste vorm van hovaardij.
Wat is dat voor een god die op de zevende dag moet rusten? De achtste scheppingsdag moet nog beginnen.
“Laat Gods water over Gods akker lopen,” zei de boer en hij piste in de sloot.
De god van de tijgers is gestreept.
God en de duivel liggen in een weiland. Komt er kudde geiten aan. “Mooi hé. Dat heb ik gemaakt,” zegt God vergenoegd. “Mooi niet,” zegt de duivel en trekt zijn schoenen uit.
Atheïsten zijn de enige mensen die God serieus neemt.
Een agnosticus en een kapelaan zitten in de trein. Vraagt de kapelaan: “Waarom denk je dat het bestaan van God niet te kennen is?” Zegt de agnosticus: “Weet ik veel!”
Wat is dat toch voor toeval dat iedereen dezelfde god heeft als zijn vader.
No comment yet, add your voice below!