Interview met mijzelf als ex-katholiek

In uw stukjes heeft u het regelmatig over religie, met name de rooms-katholieke. De laatste tijd komt dat geloof nogal negatief in het nieuws. Houdt u dat bezig?

 

Ik moet er voornamelijk om lachen. Het is nogal een pompeuze godsdienst en niets is zo leuk als een hoogwaardigheidsbekleder die op zijn bek gaat. Die Benedictus – wij noemen hem nog steeds Ratti, zijn oude bijnaam – moet zich nu in allerlei bochten wringen om zijn blazoen schoon te houden. Katholieken hebben een lenige geest en dat hebben ze nu ten zeerste nodig.

We gaan het eerst ontkennen, dan wordt het: het was er wel, maar we wisten het niet en op het eind: het is erg wat er gebeurd is, maar we zijn niet de enigen waar er stront is. Dat zijn nou precies de smoezen die een veertienjarige gebruikt als hij dronken is thuisgekomen. Het katholieke geloof is puberaal, nooit enige verantwoordelijkheid tonen.

U bent katholiek opgevoed. Heeft dat geloof u getraumatiseerd?

Volstrekt niet. Mijn ouders stonden op goede voet met de clerus. Ze kwamen graag bij ons thuis vanwege het ruime jeneveraanbod, de charme van mijn moeder en het intellectuele van mijn vader. Dan zie je ze niet als autoriteit, maar als een soort ooms. Gezellige mensen. Er werd veel gelachen bij zo’n bezoek. En bovendien was ik misdienaar. De mis is mooi theater, zeker toen de priester nog met zijn rug naar de gelovigen stond en er nog Latijn gesproken werd. Ik stond op het podium met mijn ouders in de zaal. Ik had helaas niet de hoofdrol, maar toch een rol met mooie kleren. Dat geeft geen slecht gevoel aan een jongetje van tien. We hadden een humoristisch vloekende koster en een pastoor die schuine bakken vertelde. Dus in de sacristie, zeg maar de kleedkamer, was het vaak dolle pret. Als het tijd was voor de voorstelling, trok ik mijn heiligste gezicht, sloeg op de gong en we liepen devoot in optocht het podium op. Ik denk dat dat me wel gevormd heeft: het op commando veranderen van gedrag en houding.

Het was allemaal theater.

Niet helemaal. De katholieke kerk heeft een zeer theatrale component en dat is een van de charmes ervan. Een hoogmis is een Gesamtkunstwerk. Tekst, muziek, decor, licht, beweging en zelfs geur. Wierook, maar dan wel de echte, niet die Indiase troep, kan ik nog steeds zeer aangenaam vinden. En het gregoriaans vind ik een van de mooiste muzieksoorten die er bestaat. Maar buiten dat uiterlijke was er meer. Wij waren thuis nogal liberaal en uitspraken van het kerkelijke gezag werden kritisch bekeken. De bijbel, die wij overigens de Heilige Schrift noemden, was een verhalenbundel die je niet letterlijk moest nemen. Op de lagere school kregen wij godsdienstles van een daarvoor ingehuurde pater. Toen Adam en Eva weer eens ter sprake kwamen, stak ik mijn vinger op en zei dat Adam en Eva helemaal niet bestaan hadden. Dat had ik van mijn vader die wel eens van Darwin gehoord had. De pater zuchtte en zei zoiets als dat hij dat ook wel wist, maar dat hij toch graag zijn verhaal tegen de rest van de klas wilde afmaken. Aardige man.

Maar wat betekende dat geloof dan?

Behalve dat je je moest houden aan een aantal voorschriften zoals zondag naar de kerk gaan, van tijd tot tijd biechten, de kathechismus uit je hoofd leren en nog wat van die dingen, werd er van je verwacht dat je een geweten ontwikkelde. Dat je wist wat Goed en Kwaad was. En dat je aan de Goede kant moest staan. Je moest bidden om wijsheid, ook al wist je nog niet wat dat was. Veel bidden kon sowieso geen kwaad. Dat kon je doen tot God zelf, maar ook tot Maria of een heilige. Voor kleine kinderen was er zelfs een aparte subgod bedacht: het kindeke Jezus. Die werd afgebeeld als een prepuberaal jongetje. Zo iemand als jezelf, maar dan heilig. Geniale vondst.

Dat klinkt allemaal erg mooi. Er waren toch ook wel negatieve kanten?

Ik had de pest aan biechten. Mijn zondebesef was en is nog steeds slecht ontwikkeld. Ik kon nooit iets anders bedenken dan brutaal geweest tegen mijn ouders en mijn broertje gepest. Misschien eens een koekje gestolen. Zo’n kinderbiecht is natuurlijk tijdverspilling. Pekelzonden. Maar het echt negatieve was de hiërarchie. Dat iemand tegen je zegt wat je moet doen en zelfs wat je moet denken, stuitte mij toen al tegen de borst. Ik werd vrij serieus genomen door mijn ouders, onderwijzers en priesters, maar toch stond ik nogal laag op de ladder. Op mijn vierde wilde ik paus worden. Dat zegt wel iets.

Toen bent u gaan twijfelen.

Ik begon zo op mijn elfde, schat ik, de inconsequenties van het geloof in te zien. Het zijn de bekende dingen: als God goed is, waarom laat hij zoveel ellende toe? De katholieke kerk was er toen niet zo voor dat iedereen de Bijbel zelfstandig ging lezen en ik begrijp waarom. Die God uit het Oude Testament is een lul in optima forma. De God van ons thuis was een vriendelijke oude man, een soort Sinterklaas, die alles vergaf als je er maar spijt van had. Meer de God uit het Nieuwe Testament. De katholieke bijbeluitgave staat vol met voetnoten om het gedrag van God te vergoelijken. Dat wist ik toen niet hoor. Ik ben de Bijbel pas gaan lezen toen ik het geloof vaarwel had gezegd. Dat is niet met grote problemen gegaan. Ik ben eruit weggegleden. Ik weet nog dat een van mijn gedachtes was: als God niet bestaat, kan hij er geen problemen mee hebben dat ik niet in hem geloof; als hij wel bestaat, zal hij heus wel begrijpen dat ik niet meer in hem geloof. Een typisch katholieke redeneertrant.

Begrijpt u mensen die nog geloven?

Ik heb neiging tot lafheid. Ik houd niet van problemen, tenminste niet van menselijke en existentiële problemen. Ik wil ze graag ontkennen. Doen alsof ze er niet zijn of ze terugbrengen tot wetenschappelijke problemen. Gelukkig zijn mijn vrienden realistischer. Die confronteren mij met de daagse ellende. Maar gelovigen zijn ook laf. Ze hebben altijd een uitweg. God heeft het zo gewild, als er een ramp gebeurt, bijvoorbeeld. Op hun relaties rust altijd Gods zegen, zolang als het duurt. In mijn adolescentie was ik heel dol op Camus. Volgens mij dacht hij dat het mogelijk was een nobel mens te zijn zonder Gods zegen. Als ik nu de boeken van Camus weer lees, begrijp ik er nog maar weinig van. Toch iets te wollig allemaal. En de oorlog meegemaakt. Maar ik denk dat een mens zonder een religie heel dapper moet zijn, omdat hij geen opperwezen heeft die zijn ideeën sanctioneert.

Dat is ook nogal wollig.

Het probleem is dat je nooit jezelf zult kennen. Je doet maar wat en je bedenkt er een motivatie bij. Er is geen vrije wil. We zijn het slachtoffer van onze genen. Toch hebben we de illusie nodig dat wij nobel willen zijn. Dat is geen harde wetenschap, maar een mooi praatje. Moraal is een kwestie van tijd hebben, tijd om een nobele beslissing te nemen. Het probleem is dat wij soms een zeer snelle beslissing moeten nemen ten opzichte van ons toekomstig handelen. Bijvoorbeeld in levensbedreigende situaties. Ik heb dat zelf gelukkig maar zelden meegemaakt, maar ik kan me voorstellen dat een gelovige die volgens de Bijbel wil leven, niet alles wat hij daarin gelezen heeft, direct kan toepassen op zo’n situatie. Als ik denk dat iemand mijn vriendin wil vermoorden, zal ik die iemand vóór zijn daad willen uitschakelen. Mocht dat betekenen dat ik die persoon moet doden, soit. Mijn oordeel kan natuurlijk fout zijn, maar niet beslissen kan nog fouter zijn.

Is er een katholieke moraal?

Ik heb een goede tandarts. Iemand die pas trekt als er echt geen alternatieven zijn. Mijn voortanden staan op wankelen. Die moeten er uit. Nu laat mijn tandarts de paar kiezen die nog goed zijn in mijn mond zitten. De prothese wordt eromheen gebouwd. Dat zit steviger. Het zou voor mijn tandarts gemakkelijker zijn om alles te trekken. De meesten zouden dat doen. Maar de lieverd denkt aan míjn gemak. Een nobel mens.

In een opwelling vroeg ik aan hem of hij misschien van gereformeerde huize was. Dat bleek het geval te zijn. Hij wilde natuurlijk weten hoe ik op dat idee kwam. Ik dacht aan zorgvuldigheid, verantwoordelijkheid en de neiging goede prestaties te leveren.

Er zijn maar weinig gereformeerden en als de voornoemde eigenschappen binnen die gemeenschap als positief wordt gezien, is het mogelijk dat er door teeltkeuze een gereformeerde mens zou ontstaan. Vergelijkbaar met soortvorming op eilanden.

Bij katholieken heb je dat niet. Daar zijn er veel van. Dé katholiek bestaat niet. In protestante kringen wordt een katholiek gezien als een losbandig type met neiging tot sjoemelen en uiterlijk vertoon. Ikzelf voldoe redelijk aan die beschrijving, maar ik voel me geenszins verwant met bijvoorbeeld een Poolse katholiek. Strenge lui met grote gezagsgetrouwheid. Tobbers. Kijk maar eens naar een Poolse film en u weet wat ik bedoel. Maar Polen is natuurlijk ook een eiland.

Er is dus geen katholieke moraal.

Zelfs in Rome weten ze die waarschijnlijk niet exact. Tenminste, misschien twijfelen ze daar ook wel eens. Ook daar wordt gediscussieerd. En de paus heeft niet per definitie gelijk.

Maar de paus is toch onfeilbaar?

Dat is een misverstand. De paus is alleen onfeilbaar als hij ex cathedra spreekt. Dat hebben ze in 1870 als dogma vastgesteld, dus helemaal niet zo lang geleden. Alleen als hij officieel als opperste leider van de kerk spreekt. Dat is sinds 1870 nog maar één keer gebeurd. Pius XII verkondigde in 1950 dat de tenhemelopneming van Maria een dogma werd. Een futiliteit dus.

De katholieke theologie is nogal complex.

Jawel, maar dat geldt voor veel theologieën. Het is natuurlijk oerkomisch dat mensen zich bezighouden met de lijfelijke aanwezigheid van Maria in de hemel. Dat mensen zich überhaupt met een hemel bezighouden. Maar die complexheid zorgt ervoor dat niet elke boerenlul zich met het geloof zelf kan bezighouden. Daar moet je voor gestudeerd hebben. Dat schept dus een afstand tussen theologen en gelovigen. Dat heeft ook voordelen. Een protestant kan advies vragen aan de dominee, maar zijn relatie tot God blijft zijn eigen verantwoordelijkheid. De ouderwetse katholiek houdt zich min of meer aan de voorschriften en dan komt hij vast wel in de hemel. Een groot deel van zijn geweten besteedt hij uit aan de clerus. Dat geeft hem tijd om ook nog van het leven te genieten. De eerste vraag van mijn cathechismus was: Waartoe zijn wij op aarde? Het antwoord: Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te worden. Het mag hier dus ook. Voor de wereldoorlog stond dat “hier” er nog niet bij, dus we zien hier dan ook dat theologie niet statisch is.

Noemt u uzelf katholiek?

Het moge duidelijk zijn dat ik voor mijzelf religie volstrekt afwijs, maar anderszijds ben ik zeer door mijn katholieke opvoeding beïnvloed. In mijn geval betekent  dat een groot begrip voor de zwakheden van de mens, inclusief mezelf. Ook al haatte ik die biecht, het idee dat er altijd vergeving is, vind ik erg belangrijk. Dat geeft een zekere losheid. Ik heb laatst die calvinismetest gedaan en daar scoorde ik erg laag op. Onze God was liefde en had veel mededogen. Ik had de God die ik wilde. Maar anderen hebben vaak een God – uiteraard die van hun vader – die minder leuk is en niet bij hun past. Dan moet je pijnlijk van je geloof afvallen. Dan verzet je je tegen God. Ik verzette me voornamelijk tegen de kerk als instituut. Dat is mooi werk voor een beginnende anarchist.

Wat is uw grootste kritiek op religie?

Ik verzet mij tegen de idee dat er alleen goedheid binnen een religie kan zijn. Je hebt overal klootzakken, in alle geloven en ook onder atheïsten. En overal vind je aardige mensen. Religies zijn per definitie arrogant. Alleen bij ons er is heil te vinden. Wij hebben gelijk en de rest dwaalt. Dat vinden ze echt! Ze begrijpen niet de kracht van de twijfel. De moed om het met jezelf oneens te zijn vinden zij een zwakte. Daarom kost het mij moeite een gelovige als intellectueel serieus te nemen. Dat wil niet zeggen dat hem als mens niet zou kunnen waarderen of zelfs liefhebben.

Ik durf het haast niet te vragen. Bent u in uw jeugd misschien door een priester…

Nee, ik werd hoogstens geestelijk bepoteld, maar niet lichamelijk. En uit mijn omgeving is er mij ook niets bekend. Mijn moeder heeft wel relaties met geestelijken gehad, maar dat op volwassen leeftijd en geheel uit vrije wil.Ik heb helaas een gelukkige katholieke jeugd gehad. Daarom zal ik waaarschijnlijk ook nooit een roman schrijven.

Filed under: De Mens, MissiveTagged with: , , ,

No comment yet, add your voice below!


Add a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Comment *
Name *
Email *
Website

Let wel!

Natuurlijk kunt u op dit artikel reageren. Helaas kijken wij eerst of uw reactie voldoet aan onze eigenzinnige maatstaven voor stijl en inhoud. Wij schuwen de kritiek niet, mits goed geformuleerd en onderbouwd. Ook sluiten wij een weerwoord niet uit.

Alvast bedankt.