Wij waren thuis katholiek. Anderen noemden ons Rooms, wat beter was, want dat had een rijm met vroom en dat waren we zeker. Voor en na het eten werd er gebeden en voor het slapen gaan zeiden wij ons avondgebed en vader gaf ons een zegenend kruisje op het voorhoofd. Verder waren wij voorzien van een persoonlijke bewaarengel en we hadden een persoonlijke god in de vorm van het Kindeke Jezus, een in witte gewaden gekleed mooi knaapje van ongeveer tien jaar, die speciaal was gecreëerd om kinderen van dienst te zijn. Een goed voorbeeld van dat het geloof naar de mensen moet komen en niet andersom. Ik ging naar een katholieke kleuterschool, die multicultureel was, want er waren drie fröbelklassen en een montessoriklas. Uiteraard zat ik in de laatste, die werd geleid door zuster Aloysius en juffrouw Marian. Terwijl bij de fröbelafdeling kinderen allemaal in bankjes gezeten matjes moesten vlechten, was het bij ons een strak geleide wanorde. Individueel of in kleine groepjes wijdden wij ons aan taal- en rekenvaardigheden en ook voor de persoonlijke expressie was voldoende ruimte. Er werd bijvoorbeeld aan poëzie gedaan. De verjaardagen van de ouders waren bij zuster Aloysius bekend en een dagvan te voren werd met ons een versje gerepeteerd, dat wij geacht werden de volgende ochtend bij de betreffende ouder op te zeggen. Het begon aldus: Er is geen ene papa zo lief als die van mij Vandaag is papa jarig en daarom ben ik blij. De rest ben ik vergeten.
Op gegeven moment zou ik vijf worden. Toen ik aan de vooravond ervan naar bed ging, zei ik tegen mijn ouders dat ik benieuwd was naar hun versje voor de volgende dag. Mijn vader die een begenadigd maker van light verse was, heeft die avond een tijdje achter zijn bureau gezeten. De volgende dag kreeg ik een eigen stoeltje. Een Belangrijk Cadeau, een man heeft een eigen stoel nodig. Daarin gezeten aanhoorde ik het dichtwerk van mijn vader door beide ouders voorgedragen. Ik werd met ‘U’ aangesproken. Ik schijn te hebben gekeken alsof het de normaalste zaak van de wereld betrof. Ik hoop dat ouders van nu het voorbeeld van mijn ouders willen volgen.
Bij ons thuis werd veel aan theater tussen de schuifdeuren gedaan. Op verjaardagen van de ouders was er altijd wel een komische sketch voor een heer of dame. Het succesnummer van mijn moeder was ‘Het Schaap’. Het schaap was in de wei. Het schaap was o zo blij. Het schaapje brak zijn poot. Toen was het schaapje dood. De grap hierbij was dat mijn moeder zogenaamd elke keer haar tekst kwijt was, ostentatief begon na te denken en elke keer weer met het gedicht begon. Zij zette een kinderstemmetje op en krabde regelmatig aan haar been, zoals verlegen kinderen vaak doen.
Wij hadden ook doofstomme buren. Dat heette vroeger zo. De man, Oom Piet, liet zich vanwege zijn handicap inspireren door de stomme film. Zijn lievelingsact was ‘De boer die voor het eerst naar de bioscoop ging’. Dat de boer niet goed begreep dat het maar film was en niet echt, kon Oom Piet mimisch uitstekend vertolken.
Mijn eigen theatrale talent kwam ook al vroeg tot uiting. Mijn vader bezat een set altaarparafernalia op kinderformaat, waardoor het mogelijk was thuis de mis op te dragen. Een goede training voor als ik later priester zou worden. Ik schijn eens een vlammende preek te hebben gehouden over de armoede in de derde wereld, die toen nog gewoon Zwart Afrika heette. De rest van het gezin speelde de gelovigen en zo hoort het ook. Net zoals alle andere kerken deugt de katholieke natuurlijk niet, maar de sfeer waarin het theater kon gedijen, was een wonderlijke. En tegelijk met de teloorgang van die specifieke sfeer, hebben de architecten ook de schuifdeuren afgeschaft. De Nederlandse kunstwereld zal zeer profiteren van een architectenopleiding op katholieke basis.
No comment yet, add your voice below!