Ik heb het nooit zo leuk gevonden om kind te zijn. Het kindschap heeft een aantal duidelijke nadelen: anderen zijn jou de baas, je hersens zijn beperkt en je leeftijdgenoten deugen niet. Als het kindschap zo leuk was, zouden kinderen niet zo vaak huilen. Je moet allerlei dingen doen en leren, waar je het nut niet van inziet. Alle volwassenen die je tegenkomt, zijn beter dan jij in vrijwel alles. Het kindschap is een frustrerend tijdperk.
Het begint al met de schokkende gebeurtenis van de geboorte. Gelukkig kan niemand zich zijn eigen geboorte herinneren. Als je als volwassene zoiets zou meemaken, zou je de rest van je leven onder zware tranquillizers moeten voortbestaan. Een baby kan vrijwel niets, hij kan zich niet eens aan zijn moeder vasthouden. Hij kan zelfs zijn hoofd niet rechtop houden. Om deze achterstand in te halen, moet een baby zich het eerste jaar ongelooflijk snel ontwikkelen. En omdat de baby het eerste jaar volstrekt afhankelijk is van zijn verzorgers, wordt de ontwikkeling sterk door hen bepaald. Dan kan het dus wel eens misgaan, want niet iedereen krijgt de ouders die bij hem passen.
Het is jammer dat we ons niks van onze vroege jeugd kunnen herinneren. Ik ben bijvoorbeeld zeer benieuwd wat het met je doet als je ineens de toegang tot die twee onuitputtelijke melkbollen wordt ontzegd. Men noemt dit spenen, terwijl het eigenlijk ontspenen moet zijn, maar het zal in ieder geval niet leuk zijn. De voorkeur van een hoop mannen voor borsten is veelzeggend. Vrouwen hebben die voorliefde waarschijnlijk ook, maar die krijgen zelf borsten.
Ik was een kleine boreling. Vijf pond en drie ons. Tegenwoordig moet een pasgeboren baby zeven pond wegen (voor de jongere lezers: dat is drieënhalve kilo), maar de oorlog was nog niet zolang daarvoor beëindigd en er was misschien niet zoveel te eten. Mijn moeder was bij mijn geboorte een mollige vrouw. Na een paar maanden was ik een dikke baby en mijn moeder was behoorlijk afgevallen. Ik zoog haar leeg. Om de gezondheid van mijn moeder te beschermen, moest ze van de huisarts stoppen met zogen. Mijn moeder vond dat vreselijk en ongetwijfeld vond ik dat ook.
Als je met iemand een goede band wilt opbouwen moet je die persoon imiteren. Vandaar dat ouders van die rare stemmetjes opzetten bij hun kroost en zo breed mogelijk glimlachen. Ouders worden bij baby’s een beetje kinds. Hoe die baby’s dat ervaren, blijft duister. Hoge stemmetjes opzetten lijkt me wel nuttig, want het gehoor van baby’s ligt in een hoger spectrum dan dat van volwassenen. Kinderen kunnen wakker worden van knisperend papier, terwijl een donderslag hen niks doet. Maar zou het niet aangenamer zijn om op hoge toon Vondel (of een andere ritmische dichter naar smaak) te reciteren in plaats van koedekoedekoede te kwelen? Voor de baby maakt het waarschijnlijk niks uit, maar voor de omgeving alles. Ouders van een pasgeborene zijn voor een nuchtere niet-ouder een halfmenselijke levensvorm. Waarschijnlijk voelen zijzelf zich voor het eerst volledig mens.
Het is handig als een kind zo snel mogelijk leert praten. De ouder geeft het kind een flesje melk en zegt daarbij ‘melk’. Binnen de kortste keren leert het kind klank en object met elkaar verbinden. Het kind ziet het flesje en probeert ‘melk’ te articuleren. Als dat lukt dan komt er op gegeven moment een gigantische magisch-intellectuele sprong in de kinderhersens. Het kind zegt ‘melk’ als er geen melk is. Een beetje ouder komt dan snel met het flesje aan. Het kind leert dan dat het woord macht heeft. Het woord kan het object oproepen. Dit is het begin van reflectie.
Mensen die zeggen dat ze van kinderen houden, daar snap ik niks van. Ik kan me voorstellen dat je van je eigen kinderen houdt. Het lijkt me zelfs noodzakelijk om daar van te houden, anders wordt opvoeden een nogal groot malheur. Maar er wordt toch gesuggereerd dat volwassenen een stuk minder om van te houden zijn. Goed, de meeste mensen zijn niet leuk, maar dat geldt voor kinderen ook. Het schijnt dat de Verlichting het kind heeft uitgevonden. Het kind was daarvóór alleen maar een klein groot mens, maar in die tijd kwam de idee op om het kind te zien als een soort onbedorven nobele wilde. Rechtvaardig en recht door zee. Ik weet niet of kinderen zo onbedorven zijn. Sommige kinderen lijken erg onschuldig, maar wie wel eens een groepje kleine kinderen op een schoolplein bij elkaar heeft gezien, krijgt geen hoge muts op van hun nobelheid. Bij elke groep wezens heb je dominante en minder dominante exemplaren en de eerste groep zal proberen zijn wil op te leggen aan de tweede. De minder dominante zal met slinkse middelen proberen toch zijn voordeel te behalen. Er is altijd machtsstrijd, of de groep nu uit kippen, makaken of kinderen bestaat. Mensen die zeggen van kinderen te houden, houden van een fictie.
In mijn jongelingsjaren deed ik in Utrecht pogingen om een studie te volgen. Dat kwam voornamelijk neer op een studie van het nachtelijk studentenuitgaansleven. Er was een studentendisco, Woolloomooloo, die gerund werd door het Corps, een toentertijd nogal noodlijdende club, omdat de jaren zeventig hun niet welgezind waren. Je kon als jongen alleen naar binnen als je een studentenkaart had of de portier een gulle fooi gaf. Als je meisje was, student of geen student, werd je altijd toegelaten. De corpsballen zaten aan de bar en wij waren op of naast de dansvloer. Communicatie was moeizaam, omdat de muziek uitermate hard stond, maar ons clubje alternativo’s had toch veel pret. Op gegeven moment werd ik daar aangesproken door W, een meisje dat ik vaag kende, die vroeg of ik misschien een slaapplaats voor haar had voor die nacht. Via een INAS-opleiding liep ze stage in een verpleeghuis voor bejaarden of zoiets. Ze had daar problemen gekregen en ze kon daar niet meer slapen. Deze informatie werd mij schreeuwend toegevoegd. Ik had een groot bed en daar kon ze voor die nacht wel bij. We vrijden uiteraard, want dat deed je snel in die tijd. Zonder voorbehoedmiddel. Dat was niet nodig, zei ze, want ze had een gekantelde baarmoeder en dan kon je niet zwanger raken. Ik nam het onmiddellijk aan. De volgende dag vertrok ze weer. Na ongeveer anderhalve maand nam ze contact met mij op en vertelde mij dat ik vader zou worden. Vóór die tijd had ik niet onwelwillend gestaan tegenover het idee om kinderen te krijgen, maar dat veranderde op dat moment terstond. Ze wilde dat ik mijn vaderlijke plichten nakwam, maar dat leek mij geen goed idee. Ik wilde de abortus voor haar betalen, maar meer niet. Maar een abortus kon niet, omdat haar ouders daar op tegen waren. Ze was nog maar zestien. Einde eerste episode.
Diederik Kraaijpoel, de Groningse kunstkritikaster, heeft eens gezegd dat kunstenaars geen kinderen moeten hebben. Het leidt nogal af. Kinderen zijn veeleisend en kosten veel geld. Ik zeg niet dat het niet kan, maar het is moeilijk zowel een goede ouder als een goed kunstenaar te zijn. Als je volgens Kraaijpoel toch behoefte hebt aan kinderen, moet je ze lenen. Dat is geen slecht idee. Voor kinderen is het ook nuttig. Elk kind heeft recht op een volwassene, die niet in een gezagsverhouding tot hem staat. De meeste ouders en kinderen hebben een belangenconflict. Ze streven niet dezelfde doelen na. Een goede ouder heeft een langetermijnvisie (over 35 jaar kan ze professor zijn, maar dan moet ze nú d’r huiswerk maken), terwijl een kind zijn lusten direct bevredigd wil zien (als ik nú mijn vriendin bel, weet ik misschien hoe J. over me denkt). Dat botst. Vriendschap tussen ouders en kinderen is niet onmogelijk, maar dat vereist veel wijsheid. De jong van een dochter bevallen alleenstaande moeder maakt hier de beste kans.
Ik heb twee jeugdige vrienden, waar ik dus niets over te vertellen heb en die zijn interessanter dan een hoop volwassenen. Hun blik op de wereld herinnert mij aan de mijne op die leeftijd. Mijn blik is inmiddels geslepener, minder onbevangen. Zij hebben nog een frisse kijk op de dingen des levens. Ze kunnen mij dingen vertellen die ze nooit tegen hun ouders zouden zeggen, hoewel het uitstekende ouders zijn. Het is een bekend thema in jeugdfilms: apart kind maakt kennis met zonderlinge oudere persoon. Hun beider leven verrijkt.
Vier jaar na het bericht van mijn vaderschap. Mijn moeder belde ineens aan bij de vriend waar ik toen op bezoek was. Ze zei dat mijn buren haar hadden getelefoneerd dat er een vrouw met een kindje voor mijn deur stond. Mijn moeder vroeg de buren om de vrouw te vragen naar naar mijn ouderlijk huis te komen, zei tegen mijn onschuldige vader dat zijn vermoedelijke kleindochter plus moeder langs kwam en dat hij maar aardig tegen ze moest doen. Mijn moeder stapte op haar brommer en ging naar mij op zoek. Ik naar huis en wat later kwam W met dochter Rachel. Ze leek sprekend op de foto’s van mijn moeder op die leeftijd. Ik nam dus maar aan dat het mijn dochter was. Het werd toch nog gezellig. Het was een levendig, spontaan kind. W was inmiddels getrouwd met een vrachtrijder bij de Hema. Hij sloeg haar en ze was bang dat hij het kind ook zou gaan slaan en daarom was ze weggelopen. Ik kon haar duidelijk maken dat van vaderschap mijnerzijds geen sprake kon zijn. Ik woonde bijvoorbeeld samen, maar ik had ook geen vaderlijke gevoelens voor Rachel. Meer omelijke gevoelens. Ik wilde Rachel best van tijd tot tijd zien en dan leuke dingen met haar doen en mocht zich verder iets ontwikkelen, dan merkten we dat wel. Ze bleven slapen en de volgende dag gingen we naar de diergaarde. Gezellig. Ik moet er nog een foto van hebben. Ik heb haar daarna eens bezocht in het huis waar ze met haar man woonde. Mijn vriendin ging ook mee. Haar man was duidelijk zeer verlegen met de situatie en kon alleen maar praten over de platen die hij had. We hadden niet dezelfde smaak. W en ik schreven en belden elkaar enige tijd. Op gegeven moment kreeg ik een kaartje van W waarin ze me dringend vroeg geen contact met haar op te nemen. Ze zou het later uitleggen. Sindsdien niets meer van haar of Rachel gehoord. Als ze nog leeft, moet Rachel tegen de veertig lopen.
Zo’n dikke twintig jaar geleden kregen een hoop vrouwen die ik kende een kind. Het leek wel of ze het afgesproken hadden. Iets met een biologische klok of iets dergelijks. Ik moest toegeven dat het ze wel goed deed, zo’n kind hebben. Na heilloos levensgezwalk eindelijk een doel. Mooi. In diezelfde tijd bezocht ik in de diergaarde een tentoonstelling over voortplanting. Op het laatste bord stond een oproep tot donorschap, niet van bloed, maar van zaad. Er schenen te weinig donoren te zijn. Nou wil ik altijd wel iets nobels doen, als het niet te veel moeite kost en ik meldde mij aan bij de afdeling andrologie van het Dijkzigtziekenhuis. Ze vonden het fijn dat ik zo vriendelijk was iets aan de voortplanting van mij onbekende vrouwen te doen, maar ze wilden toch graag weten wat mijn lichamelijke gesteldheid was. Ik werd uitgebreid geïnterviewd over de ziektes in mijn familie en ik moest behoorlijk wat buisjes bloed afstaan om te onderzoeken. Ik werd zelfs op aids getest, dat toen nog niet zo in de mode was, aids noch het testen. Ik werd lichamelijk geschikt bevonden. Dat ik rookte en dronk was niet relevant. Tijdens de screeningsperiode werd mij de vraag gesteld welk geloof ik aanhing. Dat vond ik een curieuze vraag. De reden was dat het Dijkzigt het zuidelijkste ziekenhuis was dat KID (kunstmatige inseminatie met donorzaad) uitvoerde. Dat betekende dat alle Brabanders die deze behandeling wilden ondergaan naar Rotterdam gingen. Nu had de paus KID verboden, maar katholieken trekken zich alleen iets van de paus aan als het hun uitkomt. De redenering was waarschijnlijk aldus: het mag niet, maar katholiek zaad ontvangen is minder zondig. Ik vertelde mijn wedervaren in dezen aan vrienden en vriendinnen. Het viel mij op dat vrouwen positief reageerden op mijn nobele daad, maar mannen hadden er vaak twijfels bij. Mannen zijn sentimenteel. Ik heb niemand van mijn vrienden zover gekregen collega-donor te worden.
Ik heb het een paar jaar volgehouden. Toen kreeg ik het bericht dat er een kind geboren was met een open verhemelte terwijl het niet in de familie van de bevruchte vrouw voorkwam. Ook niet in mijn familie, maar ze wilden het zekere voor het onzekere nemen en zo stopte mijn donorcarrière. Toen pas hoorde ik dat er zo’n vijftien kinderen van mijn zaad geproduceerd waren. Tien eerste worpen en bij gebleken succes, dus niet al te vervelende kinderen, hebben een paar moeders er nog eentje bijgenomen. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat mensen gaan zaadshoppen.
Ik heb me dus voortgeplant en wel met een aantal dat het landelijk gemiddelde behoorlijk overschrijdt. Zonder de lusten, zonder de lasten. Hoe voelt dat? Dat voelt voornamelijk niet. Toen ik doneerde was de wet nog zodanig dat je absoluut anoniem bleef. In 2004 is de wet veranderd. Kinderen kunnen nu op zoek naar hun biologische vader. Ik heb toentertijd laten opnemen dat ik geen anonimiteit hoefde. Ik kan me voorstellen dat kinderen op gegeven moment de behoefte hebben hun genetische roots op te zoeken. Tot dusver is er niets gebeurd. Mochten ze me willen zien, dan worden ze hartelijk met spijs en drank ontvangen. Maar tot die tijd bestaan ze niet.
In Nederland ben je kind tot je achttiende, daarna ben je volwassen en ben je verantwoordelijk voor je eigen daden. Je moet ergens een grens trekken. Helaas vereist volwassenheid reflectie en zelfreflectie en dat krijg je niet ineens op je achttiende verjaardag. Velen krijgen het nooit en er zijn kinderen die uitermate wijs zijn. Misschien moet er een volwassenheidsdiploma komen, maar dan krijg je weer commissies die daar normen voor gaan bedenken en dan zijn we nog verder van huis.
Je bent pas kind af als je ouders dood zijn.
No comment yet, add your voice below!