We hebben het mooiste speelgoed ter wereld gekregen: de menselijke hersenen. Alleen is men vergeten er de gebruiksaanwijzing bij te doen.
Mijn ouders waren serieuze mensen en voordat ik geboren werd, raadpleegden ze boeken over hoe ze mij moesten gaan opvoeden. Dat hebben ze me naderhand verteld, hoewel ik mij niet kan herinneren dat ik die boeken ooit ben tegengekomen in de boekenkast. Het revolutionaire boek van Dr. Benjamin Spock, Baby en Kinderverzorging, verscheen pas in 1950, en toen was ik er al. Met name mijn moeder gebruikte een opvoedmethode die voor die tijd modern was: aandacht voor het individuele van het kind, weten dat je kind niet je vijand is en vooral veel tonen van aandacht en liefde. Mijn moeder kon hierbij niet bij haar moeder te rade gaan. Ik werd door de buitenwereld beschouwd als een verwend kind, die te veel zijn zin kreeg, dus van haar verdere omgeving viel ook niet veel te verwachten. Met mijn vader viel altijd goed te praten, mits hij gelijk kreeg. Dat schoot ook niet op. Sommige ouders zijn alleenstaand binnen het huwelijk.
Mijn moeder was een vrome vrouw. Ze zocht graag steun bij priesters ten behoeve van haar geestelijke gezondheid. Natuurlijk was niet elke priester voor dat doel geschikt, weinig eigenlijk. Maar tot haar geluk had ze vroeg in haar leven, ik denk voor dat ze mijn vader had leren kennen, een man gevonden die aan alle eisen voldeed. Invoelend, intelligent en geestig, dat was Aad van Zwieten, montfortaan. Ze had hem leren kennen op een vastenconferentie voor jongeren. Dat waren bijeenkomsten waarin de vastentijd (tijd voor Pasen) het geloof verdiept werd onder leiding van een geestelijke. Zij was zeventien, hij begin dertig. Waarschijnlijk werd ze verliefd op pater van Zwieten, maar gelukkig wist ze dat zelf niet. Ze heeft heel haar leven tot zijn dood contact met hem gehouden. Hij was haar leidsman en ze heeft het heel moeilijk gehad door zijn afwijzing van haar scheiding met mijn vader. Mijn moeder is vaak in de steek gelaten, maar dit was zeer ingrijpend en ik denk dat hun relatie van toen af aan wat afstandelijker werd. Toch was het een man waar je moeilijk boos op kon worden. Zeer charmant, humoristisch en een stem als een klok. Terwijl ik dit schrijf, kan ik zijn stem horen. Hij heeft eens verteld dat hij in zijn jeugd had moeten kiezen tussen een carrière als operazanger of als priester. Voor mijn moeder had hij de juiste keuze gemaakt. Als hij bij ons overdag op bezoek kwam, mochten wij eerst ook even van hem genieten en dan moesten wij de kamer uit. Hij was van haar. Waar hun gesprekken over gingen, heb ik helaas nooit geweten, maar hij was duidelijk een steun voor haar, een leidsman. Ik heb hem later nog eens opgezocht toen hij pastoor in Egmond was geworden. Ik kan me daarvan herinneren dat ik steeds duurdere sigaren geoffreerd kreeg, zodat op het laatst elke rookwolk die ik uitblies een dubbeltje kostte. Hij kreeg op zijn verjaardag altijd zoveel sigaren dat hij ze nooit zelf hoefde te kopen.
Priesters zijn vrijwel uitgestorven. We hebben er goeroes en therapeuten met de meest buitenissige theorieën voor in de plaats gekregen. Niet dat de Rooms-Katholieke kerk er geen vreemde opvattingen op na hield, maar als een geloof gevestigd is of gerespecteerd wordt, kan men er losser mee omgaan. In mijn jeugd waren de priesters die ik kende niet in de eerste plaats bezig met het geloof als wel met de mensen waar zij de herder van waren. Het leven was meer dan geloof alleen.
Als er een nieuwe kapelaan in een parochie komt, vertellen de veteranen hem welke families voor hem geschikt zijn om bij langs te gaan. Bij ons kregen ze onbeperkt drank en sigaren en een warme rijksdaalder bij het weggaan. Dat was de munt die mijn vader alvast in zijn hand hield, teneinde die bij de afscheidshanddruk onopvallend van eigenaar te laten wisselen. De jovialiteit van mijn vader en de charme van mijn moeder zullen ook zeker een trekpleister geweest zijn.
Ik raakte zodoende rond mijn vijftiende bevriend met een hulpkapelaan van onze parochie, Gerrit Toussaint. Hij zal niet veel meer dan tien jaar ouder dan ik geweest zijn. Hij was een hartelijke, serieuze, vrolijke, culturele en intellectuele man. Hij stond natuurlijk boven mij, maar dat liet hij niet merken. Hij nam mij serieus. Niet dat mijn moeder dat niet deed, maar ouders zijn altijd hors concours. Wij maakten fietstochtjes, maar het mooiste was het als ik langs kwam op zijn kamer in de pastorie. Urenlange filosofische gesprekken over alles wat ons bezighield. En hij had een grote verzameling moderne literatuur. Hij leende mij onder meer boeken uit van Hugo Raes en Jan Wolkers, boeken met seksuele passages. Dubieuze boeken, maar gesanctioneerd door een priester, dus niemand kon er aanstoot aan nemen. Hij was mijn eerste volwassen vriend. En zeker was hij een leidsman. Ik denk in dankbaarheid aan hem terug.
Omdat ik niet meer geloof in een kerk, noch in goeroes, noch in therapeuten, is vriendschap het enige dat overblijft. Mensen hebben elkaar nodig om samen de gebruiksaanwijzing voor de hersens te schrijven. Luisteren en beluisterd worden. Geven en krijgen. Leven en laten leven.
Vrienden horen elkaars leidslieden te zijn.
No comment yet, add your voice below!