Ik kan de elfjarige wiens ouders niet het gymnasium hebben gedaan, aanraden om zelf wel dit type onderwijs te gaan volgen. Sommige ouders willen wel eens het huiswerk overhoren. Ik weet niet of dit tegenwoordig nog gebeurt, maar mijn moeder was er zo een. Een keer niet gelovend dat ik mijn huiswerk al zo snel gedaan had, wou ze mij overhoren. Helaas voor haar was het Grieks. Dit kon zij natuurlijk niet lezen, de schat. Op dat moment weet je dat je verder dan je ouders bent gekomen.
Ouders vinden zoiets niet erg, het is duidelijk dat dit een win-winsituatie is. Ouders willen namelijk heel graag dat je hen voorbij streeft. En een beetje gezond kind wil graag zijn ouders voorbij streven. Zorg er dus voor dat je ouders niet te hoog zijn opgeleid, anders lukt dat nooit. Mijn moeder had Mulo-B gedaan. (Mulo staat voor Meer Uitgebreid Lager Onderwijs.) Dat is net zoiets als de havo nu, maar dan beter. Mijn moeder schreef vrijwel foutloos Nederlands en kon in het Duits converseren. Dat laatste is mij nooit gelukt. Mijn vader had een jaar gymnasium gedaan en daarna de Mulo niet afgemaakt. Toen in 1936 de economische crisis in Nederland op zijn hoogtepunt was ging hij van school af en zocht een baan. Dat was geen eenvoudige opdracht, maar het lukte hem om jongste bediende te worden bij een handelsfirma. Omdat het een tweemanszaak was, was hij tevens procuratiehouder. Tot op zijn dood is hij trots geweest dat hij in de crisisjaren een baan had. Hij had zijn eigen stenovariant bedacht en leerde in de avonduren voor boekhouder. Zijn lievelingsboek was Karakter van F. Bordewijk en dat zegt veel.
Dat soort ouders wil graag dat hun kinderen doorleren. Mijn ouders wilden mij laten testen voor wat voor school ik geschikt zou zijn, maar broeder Modestinus, het hoofd van mijn lagere school vertelde mijn ouders dat ik ‘typisch gymnasium’ was, omdat er nou eenmaal geen hogere school bestond. Het toelatingsexamen haalde ik met gemak en dus was het extra zuur dat ik in het eerste jaar bleef zitten. Gestruikeld over aardrijkskunde, terwijl ik toch wist waar Stadskanaal lag en wat een karstverschijnsel was. Voor mij was het doubleren achteraf helemaal niet onprettig. Door het jaar voorsprong had een doubleur wat meer gezag en dat was mij niet onaangenaam, temeer omdat ik nogal laat jarig ben. Ik hoor tegenwoordig veel over het Nieuwe Leren. Elke revolutionair wordt ooit een conservatief en ik ben daar geen uitzondering op. Een voormalig nieuwlichter houdt natuurlijk niet van andere nieuwlichters. Dat is concurrentie. En dat Nieuwe Leren, daar heb ik zo mijn twijfels bij. Mijn generatie begon te eisen dat het onderwijs aan de leerlingen moest worden aangepast en omdat mijn generatie heel lang de baas in Nederland is geweest, is dat ook gebeurd. Je blijft niet eens zitten als je niet weet waar Stadskanaal ligt en geen benul hebt van een karstverschijnsel. Misschien blijf je bij het Nieuwe Leren wel nooit meer zitten. Als je PowerPoint maar goed zit. Ik weet in ieder geval zeker dat ik vroeger geen competentiegericht onderwijs kreeg of het moest de competentie zijn om academisch onderwijs te volgen. Die bevoegdheid hing af van je einddiploma, maar ik vrees dat men tegenwoordig met ‘competentie’ iets bedoelt dat nog niet in Van Dale staat. Ik hoop dat de onderwijskundigen die deze term bedacht hebben, zelf weten wat ze bedoelen.
Wij leerden vroeger maar wat. De leraar Nederlands vertelde over wat hij belangrijk vond van zijn vak en zo deden de andere leraren dat op hun vakgebied. Als je iets meer wilde weten over een bepaald vak, dan stelde je een vraag en vaak kreeg je nog antwoord ook. Helaas voor mijn ouders en misschien voor de leraren voerde ik niet zoveel uit. ‘Eloy kan het wel, als hij maar wil,’ kregen mijn ouders op ouderavonden te horen. Maar Eloy wilde niet zo. Bijvoorbeeld het uit het hoofd leren van rijtjes woorden uit Engels, Frans, Duits, Latijn of Grieks vond Eloy maar niks. Toch bleef ik pas weer zitten in de vijfde klas. De rector en ik voerden inmiddels een strijd over wie nou de echte baas op school was en in dat zittenblijven dacht hij een middel te vinden om deze strijd in zijn voordeel te beslechten. Hij stuurde mij van school. Reden: een negatieve houding. Deze houding werd gekenmerkt door een haardracht die in de ogen van de rector onfatsoenlijk lang was (mijn haar reikte tot aan het boord van mijn overhemd) en het schrijven van satirische stukjes in de schoolkrant, waarvan ik hoofdredacteur was. Mijn moeder was het met deze beslissing niet eens. Zij vroeg een onderhoud aan met de conrector, pater Sier, een in wezen aimabele man, die eigenlijk missionaris had willen worden en een oog had voor vrouwelijk schoon. Pater Sier had gedacht dat mijn moeder kwam klagen over haar recalcitrante zoontje en tips wilde hebben over wat ze met mij aan moest. Helaas voor de pater kwam zij zich beklagen over school. Overrompeld door de combinatie van verbaal geweld en vrouwelijke charme, wilde hij de rector proberen te bewegen op zijn schreden terug te keren. En dat lukte. Na een preek van de rector en mijn belofte om naar de kapper te gaan, mocht ik weer terugkomen. Mijn moeder had gezegevierd. Om haar te belonen heb ik het einddiploma gehaald. Dat ik daarna academisch mislukte, is absoluut niet haar schuld, maar daarover een andere keer meer.
No comment yet, add your voice below!