Mijn politiek

Als er in de omgeving van een kind gesproken wordt over iets dat hij niet begrijpt, luistert hij er ook niet naar. Dus in principe is het mogelijk dat er bij ons thuis vroeger werd gesproken over astronomie of politiek. Astronomie lijkt me onwaarschijnlijk, aangezien mijn vader later nooit enige belangstelling voor dat onderwerp ventileerde, maar van die politiek ben ik niet zeker.

In 1954 verscheen er een bisschoppelijk mandement waarin de bisschoppen stelden dat geloof en leven een zijn en dat het een katholiek dus niet past om lid te zijn van de PvdA of NVV, naar de Vara te luisteren of het Vrije Volk te lezen. Mijn vader was cultureel progressief, maar maatschappelijk conservatief en hij heeft zijn hele leven KVP gestemd. Voor de jongere lezers: dit stond voor Katholieke VolksPartij, die naderhand in het CDA is opgegaan. Maar ik denk dat er wel discussies geweest zijn over het mandement. Ik was toen vier. Het is me ontgaan, zo voorlijk was ik ook weer niet.

Eigenlijk kan ik me niet goed herinneren hoe precies mijn politieke bewustzijn zich heeft ontwikkeld. Wij waren dus thuis katholiek, maar van de liberale soort. Mijn vader ging gemoedereerd om met gereformeerden en de heilige Schrift werd met een korrel zout genomen. Adam en Eva hadden nooit bestaan en die maagdelijkheid van Maria, tja. Mijn vriend Jos en ik hadden een keer besloten dat God niet bestond. Dan kom je op een hellend vlak. Dan zijn er nog wel meer dingen waar je aan kan twijfelen. Ik wist toen ook te beweren dat Hitler er ook allemaal niks aan kon doen, waarschijnlijk een moeilijke jeugd gehad. Ook in die tijd geen gebruikelijke opvatting.

Er bestaat iets als de tijdgeest. Daar moeten we niet te moeilijk over doen, maar het was duidelijk dat er in de jaren zestig van de vorige eeuw iets eigenaardigs gebeurde. We hadden bijvoorbeeld Provo die zich voornamelijk bezighield met vrijheid en dus anti-autoritair was. Dit laatste is door dna en andere oorzaken bij mij van jongs af aan bijzonder sterk ontwikkeld, dus ik voelde me erg verwant en ik werd door een vriendje van mij bij de Rotterdamse afdeling geïntroduceerd. Wij deden daar ongelooflijk anarchistiese dingen, zoals het stapelen van een aantal centen op een druk punt en als dat stapeltje door een onvoorzichtige schoen werd omgegooid, riepen wij heel hard ‘Oooooh!’ Ook deelden wij suikerhartjes uit waarop teksten stonden als ‘liefde’ en ‘geluk’. Wij zeiden dan heel beleefd tegen een kakmadam (alle vrouwen boven de dertig waren voor ons kakmadammen) ‘Wilt u een hartje met een opbouwende tekst?’ Dat weigerden ze dus allemaal, want ze dachten dat er LSD inzat. Vriendelijker anarchisme is haast niet mogelijk.

Ik kwam in een stroomversnelling terecht. Ik richtte met anderen op het Franciscuscollege de leerlingenraad op en werd daar secretaris van. Ik werd hoofdredacteur van de Nieuwe Semafoor, onze schoolkrant. Ik ontdekte de dames. Ik liet mijn haar groeien en mijn kleding begon groteske vormen aan te nemen. Ik werd muzikant en dichter. Ik werd lid van de Socialistische Jeugd. Mijn contributie hiervoor werd betaald door de latere voorzitter van het FNV, Lodewijk de Waal. Lodewijk was toen al zeer doorkneed in politieke acties. Als onze rector ’s ochtend via de geluidsinstallatie weer eens iets verbood, bier op een schoolfeest bijvoorbeeld, dan kwamen Lodewijk in de eetpauze bij elkaar en stelden een pamflet op. Deze tekst werd in de looppauze doorgebeld naar de mensen in het hoofdkwartier van de SJ. Die stencilden dat en de tekst werd aan het eind van de schooldag door hen verspreid aan de schoolpoort. Wij bleven anoniem en we voelden ons een beetje als guerillastrijders.

Mijn god, wat was ik toen politiek bewust! Elke veertien dagen werd er in Rotterdam een demonstratie georganiseerd tegen de oorlog in Vietnam en ik liep natuurlijk mee. Dat waren demonstraties van zo’n honderd man, schat ik, maar in plaats dat de politie op ons insloeg, zoals in andere steden gebeurde, liepen zij te paard voorop. Voor grotere demonstraties had ik een witte pet gekocht, zodat ik in een groep bij een reportage op de tv altijd zichtbaar was. Het theatrale was me toen ook al niet vreemd.

Het had allemaal met elkaar te maken: de politiek met de muziek, de muziek met de seks, de seks met de drugs, de drugs met de kunst. En ik wilde aan alles meedoen, niet als meeloper, maar als medeschepper van een nieuw tijdperk. Op zichzelf is het vreemd dat een jongen uit de kleine middenklasse zich zo links ontwikkelt. Ik zat op het het gymnasium, mijn ouders waren niet rijk, maar ook niet arm en ik had een grote toekomst voor me. Waarom je dan bezighouden met de ellende van de wereld? Achteraf denk ik dat het toch meer met een grote lading testosteron te maken had met een gedegen visie op de maatschappij. Dat wil niet zeggen dat het niet authentiek geweest zou zijn. De visie was er wel degelijk, maar was meer emotioneel dan rationeel. Door een wonder haalde ik mijn Gymnasiumdiploma, want u zult begrijpen dat door al die activiteiten er nog weinig tijd was voor studie. En ik ging ‘studeren’ in Utrecht. Daar moet u zich vooral niet teveel van voorstellen. Ik stond ingeschreven, dat was het voornamelijk. Dat was een smoes om me te buiten te gaan aan seks, alcohol, biljarten en urenlange gesprekken over de zin van het leven en aanverwante artikelen, vriendschap dus. Mijn politieke activiteiten waren tot weinig gereduceerd. Ik zat eens met mijn toenmalige vriendin op een verwarmd terras, genietend van een cognacje, terwijl voor ons een demonstratie bezig was tegen iets ergs. Ik had geen enkele behoefte om me bij hen te voegen. Het hedonisme had het van de politiek gewonnen.

Na drie jaar was ik ‘uitgestudeerd’ en ging weer naar Rotterdam. Ik dacht toen nog dat ik een baan moest hebben en ik ging werken als administratief assistent bij het Wijkorgaan Crooswijk in een opgeknapt winkelpandje aan de Crooswijkseweg. Ik moest daar een knipselkrant stencilen, de telefoon aannemen, klachten over de wijk ontvangen en mensen doorverwijzen. Echt ingewerkt werd ik niet. De eerste week kreeg ik al een huilende mevrouw binnen die uit haar huis gezet dreigde te worden. Haar man was weggelopen en ze stond er alleen voor. Ik kon geen bestuurslid achterhalen, dus ging ik maar wat instanties bellen. En het lukte! Mevrouw kreeg respijt. Eigenlijk had ik telefoonangst, vanwege een stotterverleden, maar daar was ik toen overheen.

En het beviel me wel, die functie van reddende engel. Ik voelde mij een nobel mens. En mijn politieke gevoel bloeide weer op. Crooswijk was sowieso een broeinest van socialistiese jongens en meisjes. Er waren vijf buurt- of clubhuizen, allemaal voorzien van een ruim aanbod aan opbouwwerkers en agogen. Die waren allemaal links tot extreem links. Zelfs de pater die voorzitter was van het wijkorgaan was erg links. Hoewel ik de neiging heb mijzelf tegen de vigerende meningen af te zetten, deed ik dat toen niet. Tenslotte had ik al een stevige achtergrond in dezen. Ik werd onder de hoede genomen door Johan Henderson, een opbouwwerker die zich had verdiept in de theorieën en werkwijzen van een Amerikaanse massaorganisator, van wie de naam mij helaas ontschoten is. Dat leek mij wel een mooie roeping. Massaorganisator! Dan ben je iemand!

Ik meldde mij dus vol sociale dadendrang aan bij de part-time opleiding van de Sociale Akademie. Daar zaten allemaal mensen die al lang in het Veld stonden. Van de docenten leerde ik heel weinig, maar van mijn jaargenoten des te meer. Bijvoorbeeld dat het niets voor mij was om met pubers of bejaarden te werken. Ik solliciteerde eens voor een baan als coördinator voor jongerenhuisvesting in Utrecht. Ik had de juiste kwalificaties en degene die ik moest opvolgen wilde mij graag hebben. Helaas was toen uitgevonden dat alles in de groep gegooid moest worden en ik dus ook. Op de vraag wat mijn mensvisie was kon ik geen antwoord geven. Ik begreep het hele woord niet. Afgewezen.

De geschiedenis is bekend. Ik ben geen massaorganisator geworden. Ik ben nog steeds wel links, al zult u mij nooit meer in enige demonstratie tegenkomen. Ik maak me nog wel eens druk om dingen en daar schrijf ik dan een stukje over. Ik sta niet in de frontlinie, maar in de marge. Ik sta daar goed.

 

Filed under: De MensTagged with: ,

No comment yet, add your voice below!


Add a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Comment *
Name *
Email *
Website

Let wel!

Natuurlijk kunt u op dit artikel reageren. Helaas kijken wij eerst of uw reactie voldoet aan onze eigenzinnige maatstaven voor stijl en inhoud. Wij schuwen de kritiek niet, mits goed geformuleerd en onderbouwd. Ook sluiten wij een weerwoord niet uit.

Alvast bedankt.