Moeder

Normaliter kan ik mij weinig herinneren van een gesprek, behalve dat het aangenaam was, saai of inspirerend. Of dat het ging over zijn hekel aan sport of mijn hekel aan reizen. De diepere inhoud is mij meestal niet bijgebleven. Dat ligt niet aan de ander, dat ligt aan mij. Trivia, banaliteiten en voorwerpen, die blijven wel hangen. Ik ben goed in quizzen. Men zou mij oppervlakkig kunnen noemen en die mensen zal ik niet tegenspreken. Ik ken bijvoorbeeld een redelijk aantal dode mensen en die spelen niet zo’n grote rol in mijn huidige leven. Ik leef bij de dag en dat wil ik graag zo houden.

Maar als ik een handeling verricht, bijvoorbeeld als een met de dunschiller een piepertje jas, dan moet ik altijd aan Herman denken. Als ik voor Herman kookte, wilde hij altijd meehelpen met de voorbereidingen. Ik ben heel precies in mijn kookhandelingen. Mijn slordigheid is gekoppeld aan een aantal vaardigheden. Ik kan heel snel met de dunschiller een aardappel schillen. Op de mededeling van Herman dat als hij mij met ook maar iets kon helpen, hij het graag zou doen, gaf ik hem de dunschiller en de aardappelen. De onhandigheid waarmee hij de werkzaamheid verrichtte, deed mij de attributen uit zijn handen halen. Mijn schillen bleek mijlenver superieur aan het zijne. Voortaan denk ik bij het aardappelschillen aan Herman.

We blijven bij de aardappels. Ik had eens een Franse vriendin die dol was op dunne frietjes. Ik hou zelf van dikke. Ik heb helaas nooit patat voor haar gemaakt en dat verdriet mij, want ik had graag pommes allumettes voor haar gemaakt, de hoogste vorm van dunne frietjes. Ze heeft het maar één keer tegen mij gezegd, dat over die dunne aardappels. Als ik patat snij en dat doe ik met de hand, dan denk ik aan haar.

Het werkt zelfs met levende mensen. Een vriend van mij, die ik eens wilde wijzen op het nut van een pannensponsje, vertelde mij dat hij nooit een afwasborstel gebruikte, slechts een sponsje. Inderdaad, als ik de pannenspons gebruik, denk ik aan hem.

Keukenverhalen, dat ben ik aan het schrijven.

Mijn vriendin houdt van tomatensoep met balletjes. Ik ben haar graag ter wille. Vandaag was ik dat weer en ik draaide een pond gehakt in kleine balletjes. Niet het boeiendste werk ter wereld, maar ik moest ineens heel erg aan mijn moeder denken. Mijn moeder vertelde regelmatig het verhaal dat zij voor honderden mensen soep moest koken. Daarbij hoorde het draaien van duizenden balletjes. Dat was geen boze droom, maar was een onderdeel van haar opleiding als huishoudkundige. Ik ken een foto van haar uit die tijd. Ze zit achter wat verstelwerk en ze heel jong en heel mooi. Ze kijkt met een onschuldige blik in de camera. Als je beter kijkt is die misschien helemaal niet zo onschuldig. Een zekere flirt is haar niet vreemd. Huw mij, lijkt ze te zeggen, en het zal je niet tegenvallen. Ze wist zelf niet dat ze zo’n blik had. Ik denk dat ze toen echt onschuldig was. Maar het enige verhaal dat ze over die tijd vertelde, was dat over die duizenden balletjes gehakt.

Nee, er is nog een tweede verhaal. In die tijden was er oorlog in Nederland. Mijn ouders hadden elkaar toen leren kennen tijdens een voordracht van mijn vader tussen enige schuifdeuren, waarbij mijn moeder hem souffleerde. Is er iets symbolischer? De man spreekt, maar de vrouw zegt hem voor: toentertijd een van de hoogste vormen van emancipatie. Mijn vader was een man met een wit boord en een keurige, voor die kringen erudiete man. Mijn moeder wilde omhoog, geen arbeider voor haar. Ze kregen een voor mijn moeder iets te keurige verkering.

De bevrijding kwam in de vorm van Canadese soldaten. Echte kerels. Mijn moeder was niet ongevoelig voor die jongens, in het bijzonder niet voor ene Albert Schöndelmaier. Er zal niets gebeurd zijn, maar mijn moeder vond zijn aandacht zeer verfrissend. (Naderhand, veel later, is hij met zijn vrouw nog wel eens op bezoek geweest bij mijn ouders en na de scheiding van mijn ouders is mijn moeder hen nog eens in Canada gaan opzoeken. Het was een teleurstelling. De man bleek een zeer conservatieve boer te zijn.)

Mijn moeder genoot van aandacht van mannen. Dat betekende nog niet direct dat er seks in het spel was. Flirten was voldoende. Via een van haar beste vriendinnen, voor mij tante Net, leerde ze oom Theo kennen. Deze was onder meer vertegenwoordiger in vloerbedekking en daarom had hij de beschikking over een auto. Oom Theo was een klein opdondertje met veel charme en hij nam de twee dames wel eens mee voor een ritje. Ik kreeg de indruk dat ze altijd veel pret hadden. Het waren voortekenen.

Wij kregen in de parochie bezoek van de Bouworde. Dat was een club jongens die een tijd van hun leven gaven om voor arme mensen huizen te bouwen. Sommigen werkten er in hun vakantie, anderen verbonden zich voor twee jaar. Er moest een parochiehuis gebouwd worden en omdat de parochie niet rijk was, was hulp noodzakelijk. De jongens kregen huisvesting in een barak, maar er was behoefte aan bewassing. Een aantal vrouwen gaven zich hiervoor op en mijn moeder kreeg oom Joop toegewezen, een blonde rijzige Friese timmerman van begin twintig. Zo’n jongen komt zijn was ophalen en blijft natuurlijk even hangen. Oom Joop bleef vaak hangen. Ik was dol op oom Joop. Hij maakte een heuse werkbank voor mij. Die hadden mijn vriendjes niet! Mijn broer en ik mochten wel eens mee op een uitstapje met oom Joop, maar mijn moeder maakte ook wel eens uitstapjes met oom Joop zonder ons. Op een keer bracht mijn vader mij naar bed en vroeg met omfloerste stem of ik nog van hem hield. Ik kon hem naar waarheid bevestigend antwoorden, maar het was totaal buiten mijn orde.

Mijn moeder had natuurlijk een stevige verhouding met oom Joop, maar dat heb ik pas later geweten. Het was de eerste keer dat ze echt verliefd was. Toen haalde mijn moeder een stommiteit uit. Ze schreef oom Joop een brief die nogal erotisch geladen was. Het was toen regel dat er een afzender op een brief moest staan. In plaats van iemand te verzinnen, schreef ze als afzender iemand uit de parochie op, ene Cor van der Griend. In haar erotische roes maakte ze een fout in de adressering en de brief werd terugbezorgd bij Cor van der Griend. Die was natuurlijk erg verbaasd, zeker toen hij de brief openmaakte en las. Gelukkig bestonden er toen nog geen kopieerapparaten, maar het schijnt dat de brief door de halve parochie heeft gecirculeerd. De zondagse gang naar de mis moet voor haar een martelgang geweest zijn. Ze was in feite vogelvrij en waren mannen die dachten dat zij ook wel van mijn moeder mochten snoepen. Ze viel uit de hemel van oom Joop in de hel van de publieke verguizing. In een klap was ze haar geluk kwijt.

Officieel heeft mijn vader nooit iets geweten. Ikzelf heb het pas veel later gehoord. Maar toen ze mij van haar affaire vertelde, was ik allang in haar voetsporen als schuinsmarcheerder getreden en ik was trots op haar. Ze zijn nu dood, mijn vader en moeder en nu mogen de verhalen verteld worden.

En als ik een werkbank zie, denk ik aan oom Joop.

Filed under: De Mens, MissiveTagged with: , ,

No comment yet, add your voice below!


Add a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Comment *
Name *
Email *
Website

Let wel!

Natuurlijk kunt u op dit artikel reageren. Helaas kijken wij eerst of uw reactie voldoet aan onze eigenzinnige maatstaven voor stijl en inhoud. Wij schuwen de kritiek niet, mits goed geformuleerd en onderbouwd. Ook sluiten wij een weerwoord niet uit.

Alvast bedankt.