Een waarschijnlijk apokriefe anecdote over Einstein: iemand vroeg eens aan Einstein hoe de radio werkte. Hij zei: stelt u zich een heel grote kat voor. U knijpt in de staart en andere kant komt er een miauw uit. Dat is radio, maar dan zonder kat.
Omdat wij van nature niet tot wetenschap geneigd zijn, hebben we beeldspraak nodig of modellen. Want we willen de idee van begrijpen hebben. Een smid kan van ijzer vuur af laten komen. Dus heeft de dondergod Thor een ijzeren hamer. Daar komt dus bliksem vanaf. Goede vergelijking, knap bedacht voor die tijd. Niet waar natuurlijk, maar met deze verklaring kunnen we rustig gaan slapen.
Behalve tobbers gebruiken gezonde mensen over het algemeen hun hersens om rustig te kunnen slapen. Dat zijn de mensen die van antwoorden houden. Er is ook een andere categorie mensen: die houdt van vragen. Dat zijn de wetenschappers. De mensen uit die laatste categorie hoeven geen beroepswetenschappers te zijn, maar het gaat om de houding.
Ikzelf ben een beroepstwijfelaar. Ik wilde als klein jongetje alles weten, maar nam geen genoegen met een te makkelijk antwoord. Dat regen kwam doordat de engeltjes hun piespotjes leeggooiden, heb ik nooit geloofd. Misschien toen ik drie was, maar daar kan ik me natuurlijk niks van herinneren.
Wij waren thuis katholiek, maar we namen de bijbel niet geheel serieus. Mijn vader had mij verteld dat Adam en Eva niet hadden bestaan. Wij kregen op de Lagere School godsdienstles van een pater die natuurlijk vertelde over Adam en Eva. Toen mijn vingertje voor de zoveelste keer omhoog ging om de man te vertellen dat hij onzin verkondigde, sprak hij de historische woorden: “Dat weet ik ook wel, maar mag ik voor de rest van de klas alsjeblieft mijn verhaal afmaken?” Verstandige man.
We maken allemaal wel eens mee dat je ’s avonds op straat loopt en er opeens een lantaarnpaal uitgaat als je passeert. Het is mij meerdere malen overkomen. Op dit verschijnsel zijn vele antwoorden mogelijk. Bijvoorbeeld dat ik slechte vibraties heb die het elektrisch veld van de lamp verstoren. Dat het de hand van een god is die mij wil waarschuwen voor mijn foute levenswandel. Dat ik op een steen getrapt ben die de schakelaar voor de lamp is. Of zelfs dat ik door mijn zware voetstappen een leiding heb stukgemaakt. Deze verklaringen acht ik niet plausibel. Ik hou het op toeval. Maar zou het gebeuren dat het bij elke lantaarnpaal die ik passeer dezelfde
uitdoving ontstaat, dan ga ik mij achter de oren krabben. Dan moet ik echt gaan nadenken. Dan loop ik terug en als ik dan merk dat de lichten weer aangaan, zal ik dit experiment herhalen. En ik ga bijvoorbeeld aan de andere kant van de straat lopen. Als het resultaat hetzelfde blijft, zal ik de volgende dag de straatverlichtingsdienst opbellen. Maar die zitten natuurlijk in het complot. Als het verschijnsel blijft, zal ik gaan kijken of het andere steden mij ook gebeurt.
Als iedereen in het complot zit, zou ik natuurlijk van mijn wetenschappelijke geest kunnen vervreemden. Alles is dan voorstelbaar. Overigens is dit een scenario voor een korte film. Misschien zijn er wel apparaatjes die straatlantaarns uit en aan kunnen zetten en zou dit alles in gang gezet zijn door een mij hatende geest.
Echt gebeurd: ik krijg op mijn verjaardag via de post een boek over Hitler toegestuurd. De bijpassende tekst suggereert dat het boek verzonden is door mijn broer en mijn nichtje. Zeer archaïsch Nederlands. Nu kan mijn broer dat ook, maar stuurt mij nooit cadeaus. Ik kan mij ook niet voorstellen dat zijn dochter met zo’n geschenk zou meedoen. Bij navraag bij mijn broer blijkt hij van niks te weten. Ik denk het opeens te begrijpen. Er is een voormalige vriend die van practical jokes houdt en mij geen goed hart toedraagt. Enige weken later komt mijn goede vriend S. samen met zijn vriendin K. onverwacht bij mij langs. Wat vond je van het cadeau, was de vraag. Raadsel opgelost, want K. had ik voorheen als mijn nichtje geadopteerd en ik was vergeten dat ik hem had voorgesteld dat hij dan maar mijn broer moest worden. Ik creëer ingewikkelde familiebanden en dat krijg ik dan ook voor mijn koker. Het boek is overigens hilarisch, weet ik inmiddels. ‘Hij is er weer’ van Timur Vermes. Aanbevolen!
Hoewel ik mij zelf zie als iemand met een wetenschappelijke geest, weet ik natuurlijk heel weinig. Ik zou niet kunnen uitleggen hoe een radio werkt, laat staan een televisie. Alles wat met elektronica te maken heeft, begrijp ik niet. Voor problemen met mijn pc heb ik vrienden nodig. Ik kan een drumstel repareren, maar geen synthesiser. Ik heb nog wel eens een auto gerepareerd met een nylonkous, maar toen zaten er nog geen chips in een auto. Het heeft met schaal te maken. echanische problemen zijn te zien, elektronische problemen onttrekken zich aan de directe waarneming.
Ik heb een exceptionele bewondering voor mensen als Copernicus die door waarneming en buitengemeen veel nadenken tot de conclusie kwam dat de zon het middelpunt was en niet de aarde. Darwin, nog zo een, maar op geheel ander vlak. Alfred Wegener die ontdekte dat alle continenten vroeger aan elkaar gezeten hebben. Absolute helden van de geest. Weinig empirie, veel nadenken.
Ik ben dol op nadenken. En mijn geliefde onderwerp is de menselijke geest. Dat is een heel slechte keuze. De menselijke geest onttrekt zich zeer aan waarneming. Moeilijker dan elektronica, maar ik wil hem of haar toch begrijpen. En ik merk dat hoogstens mijn beeldspraken beter worden. Wijsheid is niets anders dan een goed gebruik van metaforen.
Ik heb laatst een internetcollege gevolgd van prof. Herman de Regt. Die is wetenschapsfilosoof. Hij is net zoals ik natuurlijk dol op wetenschap. Hij noemt wetenschap onze beste gok. En hij weet ook dat metaforen altijd onwaar zijn. Van hem heb ik ook het voorbeeld van Einsteins radiouitleg. Zie eerste alinea. En op gegeven moment begint hij over de grenzen van de wetenschap. Hij laat een model van een vleermuis zien. En hij vraagt het publiek om zich voor te stellen wat het is om een vleermuis te zijn. Licht wordt gedimd. En dan zegt hij dat wat het auditorium gedaan heeft niets meer is dan zich voorstellen wat een mens zich zou voorstellen om een vleermuis te zijn. De wetenschap heeft geen idee wat het is om een vleermuis te zijn. Ik ga gelijk verder en bedenk dat we ons nooit kunnen voorstellen wat het is om iemand anders te zijn dan jezelf. En ik twijfel ook zeer aan het begrip ’jezelf’. Toen ik dit stukje begon te schrijven, was ik iemand anders dan die deze zinnen tikt. Het is dezelfde scribent, maar in een andere fase.
De Regt heeft het ook over pijn. We weten redelijk precies wat er gebeurt als je je teen stoot. Prikkel van onder naar boven en weer terug. De wetenschap heeft daar een heel behoorlijk idee over. Maar wat het nou is dat ons gevoel van pijn ís, dat weet geen mens, althans volgens De Regt. Buikpijn is anders dan hoofdpijn en een pijn in de teen is ver van ons hoofd, dus minder erg. Elke pijn is uniek.
Wetenschap kan niet bij subjectiviteit.
Wittgenstein schijnt weleens gezegd te hebben dat als alle mogelijke vragen beantwoord zijn door de wetenschap, we nog steeds heel weinig weten.
No comment yet, add your voice below!